Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Stichting X (belanghebbende) is een woningcorporatie die tot doel heeft het beheren en exploiteren van woningen. Voor het belastingjaar 2013 zijn aan X 97 aanslagen rioolheffing opgelegd van ieder € 127, welke aanslagen in één aanslagbiljet zijn verenigd. Deze aanslagen van in totaal € 12.319 hebben betrekking op socialehuurwoningen met elk verschillende gebruikers. De 97 woningen zijn aangesloten op het (gemeentelijke) riool.

X stelt, kort samengevat, dat van haar geen rioolheffing mag worden geheven, omdat niet zij de vervuiler is, maar haar huurders. Zij voert hiertoe aan dat de Verordening rioolheffing 2013 van de gemeente Someren in strijd is met de Kaderrichtlijn Water.

Hof Den Bosch is het niet met X eens. Het Hof is voorts van oordeel dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat bij de vaststelling van de tarieven voor woningen (huishoudens) en niet-woningen (bedrijven en landbouw) het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel is geschonden.

X heeft verder gesteld dat de aanslagen dienen te worden vernietigd op grond van een schending van het gelijkheidsbeginsel. Het Hof verwerpt dit standpunt door te verwijzen naar HR 4 november 2016, 15/03647, ECLI:NL:HR:2016:2495, NLF 2016/0533, met noot van Gramsbergen.

In cassatie stelt X dat sprake is van schending van het recht, in het bijzonder van artikel 191 VWEU en van artikel 9 Kaderrichtlijn, maar volgens A-G IJzerman is het oordeel van het Hof juist. Hij concludeert tot ongegrondverklaring van het cassatieberoep.

De conclusie van A-G IJzerman ligt in lijn met de uitspraak van Hof Den Bosch.

De advocaat-generaal is van mening dat de doelstellingen van de rioolheffing en het daarmee op nationaal niveau genereren van financiële middelen binnen de kaders van de Kaderrichtlijn vallen. Hierdoor is er geen aanleiding om artikel 228a Gemw in strijd te achten met de Kaderrichtlijn. Daarmee is het door belanghebbende aangevoerde middel ongegrond.

Toch maakt de advocaat-generaal het wel enigszins lastig door te verklaren dat een gescheiden rioolstelsel mogelijk beter de Kaderrichtlijn kan dienen waarbij aangesloten wordt bij het feitelijke gebruik. Dit leek mij nu juist een van de belangrijke standpunten van belastingplichtige. ‘Het beter aansluiten op’ is met inachtneming van (Europese) jurisprudentie en literatuur geen argument om artikel 228a Gemw in strijd te achten met de Kaderrichtlijn en maakt nog niet dat een gemengd rioolstelsel niet acceptabel is.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2013
Instantie
A-G
Datum instantie
9 augustus 2017
Rolnummer
17/00071
ECLI
ECLI:NL:PHR:2017:883
Auteur(s)
drs. O.M. Menger
Deloitte
NLF-nummer
NLF 2017/2300
Aflevering
5 oktober 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB796
bwbr0005416&artikel=228a,bwbr-vweu &&artikel=191

Naar de bovenkant van de pagina