Direct naar content gaan

Samenvatting

Uit het voorstel van wet:
Artikel III

In de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt artikel 7 als volgt gewijzigd:


1. In het derde lid wordt “voordeel uit sparen en beleggen als bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 in aanmerking wordt genomen,” vervangen door “een beschikking bedrag rendementsgrondslag als bedoeld in artikel 9.4a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is vastgesteld” en wordt “dan wel in aanmerking zou worden genomen” vervangen door “dan wel zou zijn vastgesteld”.


2. In het vierde lid wordt “voordeel uit sparen en beleggen als bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 in aanmerking wordt genomen,” vervangen door “een beschikking bedrag rendementsgrondslag als bedoeld in artikel 9.4a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is vastgesteld” en wordt “dan wel in aanmerking zou worden genomen” vervangen door “dan wel zou zijn vastgesteld”.


3. In het vijfde lid wordt “die verwijzen naar artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, wordt onder voordeel uit sparen en beleggen mede verstaan het niet in Nederland belastbaar inkomen begrepen voordeel uit sparen beleggen” vervangen door “die verwijzen naar artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, worden bezittingen en schulden die ten grondslag liggen aan het niet in Nederland belastbare inkomen, begrepen in het bedrag aan rendementsgrondslag”.


Uit de nota van wijziging:
2

Artikel III komt te luiden: 


ARTIKEL III


In de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen komt artikel 7, derde tot en met vijfde lid, te luiden:


3. Indien in een inkomensafhankelijke regeling de aanspraak op een tegemoetkoming mede afhankelijk is gesteld van het vermogen, bestaat geen aanspraak op een tegemoetkoming, indien de rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van de belanghebbende aan het begin van het berekeningsjaar meer bedraagt dan € 31.340, dan wel meer zou bedragen dan dit bedrag indien geen rekening wordt gehouden met de vrijstelling, bedoeld in artikel 5.13 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Indien de belanghebbende het gehele berekeningsjaar dezelfde partner heeft, bestaat geen aanspraak op een tegemoetkoming indien de belanghebbende en zijn partner aan het begin van het berekeningsjaar een gezamenlijke rendementsgrondslag als bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 hebben van meer dan € 62.680. Artikel 10.1, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is van overeenkomstige toepassing op de bedragen, genoemd in dit lid.4. Indien in een inkomensafhankelijke regeling de aanspraak op een tegemoetkoming mede afhankelijk is gesteld van het vermogen van medebewoners, bestaat tevens geen aanspraak op een tegemoetkoming indien de rendementsgrondslag van een medebewoner aan het begin van het berekeningsjaar meer bedraagt dan € 31.340, dan wel meer zou bedragen dan dit bedrag indien geen rekening wordt gehouden met devrijstelling, bedoeld in artikel 5.13 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het bepaalde in de eerste en tweede volzin geldt alleen ten aanzien van degenen van wie het medebewonerschap het gehele berekeningsjaar heeft geduurd. Artikel 10.1, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is van overeenkomstige toepassing op de bedragen, genoemd in dit lid.5. Voor de toepassing van het derde en vierde lid alsmede voor de toepassing van bepalingen in inkomensafhankelijke regelingen die verwijzen naar artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, worden bezittingen en schulden die ten grondslag liggen aan het niet in Nederland belastbare inkomen, begrepen in het bedrag aan rendementsgrondslag.
Update 30 oktober 2020 Nota van wijziging: p. 5-6

Technische wijzigingen 

Op dit terrein zijn inmiddels – terechte – wijzigingen voorgesteld. In het oorspronkelijke wetsvoorstel was de vermogenstoets ervan afhankelijk of een beschikking rendementsgrondslag is vastgesteld. Het relevante criterium voor toepassing van de vermogenstoets is echter, zoals terecht wordt geconstateerd, niet de formele vaststelling, maar de materiële toets of de rendementsgrondslag het drempelbedrag overschrijdt. 

De voorgestelde wijziging van artikel 7 Awir brengt dit tot uitdrukking door in de tekst het drempelbedrag, voorzien van een indexeringsbepaling, te vermelden.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Instantie
MvF
Datum instantie
14 september 2020
Parlementair dossier
NLF-nummer
NLFs 2020/0310
Aflevering
24 september 2020g
Auteur(s)
mr. dr. S.M.H. Dusarduijn RB
Tilburg University
bwbr0018472&artikel=7

Naar de bovenkant van de pagina