Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Een belastingplichtige heeft op 1 oktober 2006 aandelen verkocht die behoorden tot een aanmerkelijk belang. Daarmee is een vervreemdingsvoordeel behaald van 3.603.600 euro. Met dagtekening 17 november 2006 heeft de inspecteur een voorlopige aanslag IB/PVV over 2006 opgelegd. Daarbij is 14.292 euro aan heffingsrente in rekening gebracht. De heffingsrente is berekend over het tijdvak 1 juli 2006 tot en met 17 november 2006. De belastingplichtige stelt dat ter zake van het vervreemdingsvoordeel ten onrechte rente is berekend over de periode van 1 juli 2006 tot 1 oktober 2006 omdat het voordeel toen nog niet was genoten. Het Hof heeft de belastingplichtige in het ongelijk gesteld, waarop de belastingplichtige beroep in cassatie heeft ingesteld.
A-G van Ballegooijen heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De A-G meent dat de regeling van de heffingsrente zoals die in 2006 gold de toets der kritiek kan doorstaan.
De Hoge Raad stelt vast dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig is gemotiveerd. Aangezien de Hoge Raad niet ambtshalve een grond aanwezig oordeelt voor vernietiging van de uitspraak van het Hof, wordt het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2006
Instantie
HR
Datum instantie
21 mei 2010
Rolnummer
08/05036
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BL4320
ECLI:NL:PHR:2010:BL4320
bwbid=bwbr0&artikel=30f

Naar de bovenkant van de pagina