Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De directeur van een Nederlandse concern-BV is tevens gérant (bedrijfsleider) van een in Frankrijk gevestigde Sàrl. Voor die laatste functie wordt hij aanvullend bezoldigd. Zijn functie als gérant vervult hij overwegend vanuit Nederland, slechts 13 procent van de benodigde tijd brengt hij feitelijk in Frankrijk door. Precies hetzelfde geldt voor een andere directeur van een BV van hetzelfde concern. In 1990 heeft het Ministerie van Financiën een Mededeling in Infobulletin geplaatst waarin het mededeelde, dat ongeacht waar een directeur of commissaris van een vennootschap zijn werkzaamheden verricht, het land van vestiging van de vennootschap bevoegd is over de vergoedingen belasting te heffen. In feite had Frankrijk het salaris van deze directeuren van 1971 tot en met 1993 ook geheel met IB belast. Tot het jaar 1990 genieten de directeuren voor hun volle salaris reductie ter voorkoming van dubbele belasting volgens de evenredigheidsmethode.
In het kader van de aanslagregeling 1990 deelde de inspecteur op 18 december 1992 in een brief mee dat vanaf 1993 slechts recht bestaat op reductie voorkoming van dubbele belasting voor het met werk in Frankrijk verdiende loon (13 procent van het salaris). De Mededeling zou namelijk slechts betrekking hebben op bestuurders (directeuren of commissarissen) die onder artikel 16 van het Verdrag met Frankrijk vallen en niet ook op gérants van een Sàrl die onder de gewone werknemers van artikel 15 vallen. Daar was de Franse Fiscus het achteraf ook mee eens en hij restitueerde de te veel geheven belasting vanaf 1988.
Het Hof had geoordeeld dat de fiscus ook in 1993 en 1994 nog steeds aan de Mededeling gebonden was en verleende ook voor die jaren reductie ter voorkoming van dubbele belasting voor het gehele Franse salaris.
Dat vindt de Hoge Raad onjuist. Na de brief van de inspecteur van 18 december 1992 konden de directeuren er niet langer in rechte op vertrouwen dat de daarvoor door de Belastingdienst gehanteerde gedragslijn ter voorkoming van dubbele belasting zou worden voortgezet. De inspecteur had bij het Hof ook nog gesteld dat de directeuren hadden moeten begrijpen dat de Mededeling in het Infobulletin naar artikel 16 van het belastingverdrag verwees en dat die bepaling op hen niet van toepassing was. Het Hof had deze stelling zonder nadere redengeving verworpen. Dat had het niet mogen doen. Het cassatieberoep van de Staatssecretaris wordt gegrond verklaard. De zaak is verwezen. Conform A-G Wattel.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
1993 - 1994
Instantie
HR
Datum instantie
10 december 2004
Rolnummer
38.317
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AI0746
ECLI:NL:PHR:2004:AI0746

Naar de bovenkant van de pagina