Direct naar content gaan

Samenvatting

X was sinds augustus 1997 als senior partner in dienstbetrekking werkzaam bij B (bv). Hij is sinds april 2013 ook medeaandeelhouder. In 2014 is een arbeidsconflict ontstaan omdat de medeaandeelhouders de aandelen B, anders dan X, wilden verkopen. Er is een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin onder meer is vastgelegd dat X zijn functie neerlegt bij verkoop van de aandelen. Daarna zal hij tot uiterlijk 31 december 2015 advieswerkzaamheden verrichten ten behoeve van B. Later is aan X meegedeeld dat daar geen gebruik van wordt gemaakt. De verkoop is uiteindelijk niet doorgegaan.

X heeft op 15 maart 2015 Nederland metterwoon verlaten en woont sindsdien in het buitenland.

X heeft in 2015 een loon ontvangen van € 90.407, dat ziet op de periode van 1 januari 2015 tot 31 december 2015. De Inspecteur stelt dat dit gehele loon in Nederland belast is. X is het hiermee niet eens en heeft beroep ingesteld.

Niet in geschil is dat het loon tot 15 maart 2015 in Nederland belast is en er geen belastingverdrag tussen Nederland en Y-land van toepassing is.

Volgens Rechtbank Noord-Holland vindt de verplichting tot betaling van de vergoeding vanaf 15 maart 2015 geheel en rechtstreeks haar oorzaak in het vervullen van de dienstbetrekking met B. B is inhoudingsplichtige. Dit leidt tot de conclusie dat de fictie van artikel 7.2, lid 7, eerste volzin, Wet IB 2001 van toepassing is. De dienstbetrekking wordt geacht geheel in Nederland te zijn vervuld. Dat X na de voormelde datum was vrijgesteld van (advies)werkzaamheden doet aan de belastbaarheid van het genoten loon niet af. De Rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het volledig ontvangen bedrag groot € 90.407 als loon uit de dienstbetrekking met B als senior partner in de belastingheffing dient te worden betrokken.

Tegen dit oordeel heeft X tevergeefs hoger beroep ingesteld bij Hof Amsterdam, want het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2015
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
28 januari 2021
Rolnummer
19/01361
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:108
NLF-nummer
NLF 2021/0490
Aflevering
4 maart 2021
bwbr0011353&artikel=7.2&lid=2,bwbr0011353&artikel=7.2&lid=7,bwbr0011353&artikel=7.2&lid=7

Naar de bovenkant van de pagina