Direct naar content gaan

Samenvatting

Verwijzingsprocedure HR 10 maart 2017, 16/04162, ECLI:NL:HR:2017:387NLF 2017/0548.

X (belanghebbende) exploiteert sinds 2005 in de vorm van een eenmanszaak een juweliersbedrijf in Rotterdam. Aan X is naar aanleiding van een boekenonderzoek een naheffingsaanslag omzetbelasting met vergrijpboete opgelegd.

Na verwijzing door de Hoge Raad (9 oktober 2015, 14/03969, ECLI:NL:HR:2015:2987) oordeelde Hof Amsterdam dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat X niet de vereiste aangiften heeft gedaan. Hof Amsterdam acht de schatting van de belaste omzet door de Inspecteur niet onredelijk. De naheffingsaanslag is in stand gebleven. De opgelegde vergrijpboete acht Hof Amsterdam passend en geboden. Ook tegen het oordeel van verwijzingshof Amsterdam heeft X cassatieberoep ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak vervolgens verwezen naar verwijzingshof Den Bosch (hierna: het Hof).

Na het tweede verwijzingsarrest is (uitsluitend) in geschil of de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Het Hof is van oordeel dat het aan grove schuld van X is te wijten dat te weinig omzetbelasting is afgedragen en acht een vergrijpboete van 25% passend en geboden.

In overschrijding van de redelijke termijn bij het Hof met (ruim) 3 maanden ziet het Hof aanleiding om het bedrag van de vergrijpboete met 5% te matigen. Het Hof past hierbij overwegingen van de Hoge Raad toe uit het arrest HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252 met betrekking tot de vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in belastingzaken.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2006-2009
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
20 juni 2018
Rolnummer
17/00184
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:2713
NLF-nummer
NLF 2018/2106
Aflevering
4 oktober 2018
bwbr0002320&artikel=67f

Naar de bovenkant van de pagina