Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De regering van Sint Maarten heeft in 2010 het plan opgevat om een brug aan te leggen (hierna: het project). X (nv; belanghebbende) was een van de aannemers van het project.

X is haar werkzaamheden voor het project op 3 mei 2012 gestart. Op verzoek van de opdrachtgever heeft X ter zake van haar werkzaamheden geen belasting op bedrijfsomzetten (hierna: BBO) in rekening gebracht. Na een boekenonderzoek heeft de Inspecteur deze BBO bij X nageheven.

X heeft zich op het standpunt gesteld dat ter zake van de door haar in het kader van het project verrichte werkzaamheden geen BBO mag worden nageheven. Zij betoogt daartoe onder meer dat een dergelijke naheffing in strijd is met beginselen van behoorlijk bestuur, met name het vertrouwensbeginsel. Volgens X is door de minister namelijk de toezegging gedaan dat in het kader van het project verrichte leveringen en diensten zouden worden vrijgesteld van BBO.

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (het Hof) heeft geoordeeld dat een toezegging van de minister als uitvoerder van de wet om de prestaties van X vrij te stellen van BBO, zozeer in strijd zou zijn met de Landsverordening belasting op bedrijfsomzetten, dat X in redelijkheid niet op de nakoming daarvan mocht rekenen. Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond.

De enkele mededeling van de minister rechtvaardigt geen te honoreren beroep op gewekt vertrouwen.

Gewekt vertrouwen

Inhoudelijk gaat het in deze zaak om een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de belasting op bedrijfsomzetten (BBO) over het tijdvak 1 december 2012 tot en met 31 december 2012. Deze naheffing hield verband met het feit dat belanghebbende geen BBO in rekening had gebracht omdat zij meende, op basis van een eerdere toezegging van de minister van Financiën, dat er een recht op vrijstelling voor de BBO zou zijn ontstaan.

Het interessante aan deze zaak is dat er iets meer invulling wordt gegeven aan de vraag wanneer er een beroep kan worden gedaan – of juist niet – op het vertrouwensbeginsel bij toezeggingen in de fiscale sfeer en in het bijzonder door een gezagsdrager. Zeker in het Caribisch gebied, waar de afstand tussen gezagsdragers en belanghebbende door de kleinschaligheid ook kleiner is waardoor het relatief gezien vaker kan voorkomen, is het van belang dat eenieder zich ervan bewust is welke waarde een bepaalde toezegging heeft, of juist niet.

Metadata

Rubriek(en)
Heffingen Caribisch Koninkrijk
Belastingtijdvak
2012
Instantie
HR
Datum instantie
27 juni 2019
Rolnummer
17/05548
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:1039
Auteur(s)
Julian Lopez Ramirez
Deloitte Dutch Caribbean
NLF-nummer
NLF 2019/1618
Aflevering
18 juli 2019
Judoreg
NFB2614

Naar de bovenkant van de pagina