Direct naar content gaan

Samenvatting

Op 17 december 2013 heeft X (belanghebbende) voor het jaar 2012 aangifte IB/PVV gedaan. In de aangifte is een bedrag aan te verrekenen dividendbelasting vermeld van € 1.100.644. Met dagtekening 21 februari 2014 heeft de Inspecteur op basis van deze aangifte een voorlopige aanslag vastgesteld met een door X te ontvangen bedrag van € 1.051.833. Op 11 februari 2014 heeft de Inspecteur van X voor het jaar 2012 een gewijzigde aangifte ontvangen, waarin een bedrag van € 47.167 aan te verrekenen dividendbelasting is vermeld. X en haar echtgenoot hebben er alsnog voor gekozen om een bedrag van € 1.053.477 aan te verrekenen dividendbelasting bij de echtgenoot in aanmerking te nemen.

X heeft bij brief van 7 maart 2014 bezwaar gemaakt tegen de voorlopige aanslag van 21 februari 2014. Deze brief is op 10 maart 2014 door de Inspecteur ontvangen.

De Inspecteur heeft een nadere voorlopige aanslag met dagtekening 16 mei 2014 vastgesteld, met een door X te betalen bedrag aan belasting van € 1.053.477. Gelijktijdig met deze voorlopige aanslag is aan X bij beschikking € 33.886 belastingrente in rekening gebracht. De belastingrente is berekend over het tijdvak 1 juli 2013 tot en met 27 juni 2014.

Voor Hof Arnhem-Leeuwarden was in geschil of aan X terecht en tot het juiste bedrag belastingrente in rekening is gebracht.

Het Hof heeft overwogen dat de Inspecteur terecht belastingrente aan X in rekening heeft gebracht, maar dat hij er geen rekening mee heeft gehouden dat volgens artikel 30fb AWR bij herziening van een voorlopige aanslag overeenkomstig een op de door de Inspecteur aangegeven wijze ingediend verzoek het tijdvak waarover belastingrente wordt berekend uiterlijk 14 weken na de datum van ontvangst van het verzoek eindigt. Het Hof heeft vervolgens beslist dat het door X bij brief van 7 maart 2014 ingediende bezwaar als een zodanig verzoek moet worden aangemerkt en dat daarom aan haar van 1 juli 2013 tot uiterlijk 13 juni 2014 belastingrente in rekening gebracht kan worden. Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dit met toepassing van artikel 81 Wet RO ongegrond.

Het incidenteel cassatieberoep van de staatssecretaris is (deels) gegrond, omdat het Hof is uitgegaan van de datum van verzending van het verzoek om herziening van de voorlopige aanslag in plaats van de datum van ontvangst van dat verzoek, zoals bepaald in artikel 30fb, lid 4, tweede volzin, AWR. De in rekening gebrachte belastingrente wordt dienovereenkomstig verminderd.

Centraal in dit arrest staat artikel 30fb, lid 4, AWR waarin is opgenomen dat belastingrente in rekening wordt gebracht indien een voorlopige aanslag met een negatief bedrag wordt herzien naar een voorlopige aanslag met een positief bedrag. De renteperiode loopt van 1 juli tot zes weken na de dagtekening van de belastingaanslag. Ingeval de herziening van de voorlopige aanslag is vastgesteld op grond van door de belastingplichtige ingediend verzoek eindigt de renteperiode uiterlijk 14 weken na de datum van ontvangst van het verzoek. Uit de wet blijkt dat dit verzoek ingediend moet zijn ‘overeenkomstig een op de door de Inspecteur aangegeven wijze’.

In het onderhavige arrest resulteerde een aanzienlijk bedrag aan te verrekenen dividendbelasting in de aangifte 2012 in een negatieve voorlopige aanslag. Een paar maanden later bleek het te verrekenen bedrag aan dividendbelasting minder groot, waardoor er juist inkomstenbelasting verschuldigd zou zijn. Op 7 maart 2014 maakte belanghebbende bezwaar tegen de negatieve voorlopige aanslag, welke brief op 10 maart 2014 door de Belastingdienst is ontvangen. Naar aanleiding hiervan heeft de Belastingdienst met dagtekening 16 mei 2014 een nadere voorlopige – positieve – aanslag vastgesteld met hierbij belastingrente over de periode 1 juli 2013 tot en met 27 juni 2014.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2013-2014
Instantie
HR
Datum instantie
25 mei 2018
Rolnummer
17/03325
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:757
Auteur(s)
mr. I. de Roos
Van Bavel advocaten
NLF-nummer
NLF 2018/1261
Aflevering
14 juni 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1566
bwbr0002320&artikel=30fa&lid=1,bwbr0002320&artikel=30fb,bwbr0002320&artikel=30fb&lid=2,bwbr0002320&artikel=30fb&lid=3,bwbr0002320&artikel=30fb&lid=4,bwbr0002320&artikel=30fb&lid=5,bwbr0002320&artikel=30fb&lid=6,bwbr0002320&artikel=30fb,bwbr0002320&artikel=30fc&lid=5,bwbr0002320&artikel=30fd&lid=1,bwbr0002320&artikel=30g&lid=3,bwbr0002320&artikel=30ha&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina