Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is in dienstbetrekking werkzaam bij een stichting. In het jaar 2014 ontvangt zij tevens uitkeringen van het UWV. Daarnaast schrijft zij scenario’s voor film en toneel. Voor deze laatste activiteiten heeft zij zich laten inschrijven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. De resultaten van deze werkzaamheden heeft zij in de jaren 2010 tot en met 2013 in haar aangiften IB/PVV aangegeven als resultaat uit overige werkzaamheden. Gedurende die jaren zijn de resultaten negatief (respectievelijk € 15.056, € 14.992, € 20.894 en € 13.400). Ook over de jaren 2014 tot en met 2016 zijn de resultaten negatief (respectievelijk € 15.956, € 9.170 en € 2.300).

Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant was in geschil of deze activiteiten een bron van inkomen vormen en, zo ja, of X de door haar in aftrek gebrachte kosten aannemelijk heeft gemaakt. De Rechtbank stelt de Inspecteur in het gelijk. Er is geen sprake van een bron van inkomen, reeds omdat X met haar werkzaamheden niet deelneemt aan het economische verkeer. De activiteiten hebben plaatsgevonden in de hobbysfeer en een objectieve voordeelsverwachting ontbreekt. Aan de vraag of de door X gemaakte kosten aftrekbaar zijn, komt de Rechtbank dan niet meer toe.

Tegen dit oordeel heeft X hoger beroep ingesteld bij Hof Den Bosch. Het Hof bevestigt echter het oordeel van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2013-2014
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
23 januari 2020
Rolnummer
19/00188 en 19/00190
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:238
NLF-nummer
NLF 2020/0506
Aflevering
27 februari 2020
bwbr0011353&artikel=3.90,bwbr0011353&artikel=3.90

Naar de bovenkant van de pagina