Direct naar content gaan

Samenvatting

Een man heeft in 2002 in het buitenland - binnen de Europese Unie maar ook in de Verenigde Staten - deelgenomen aan diverse meerdaagse pokertoernooien waar de pokervariant Texas Hold’em werd gespeeld.
Over de prijzen die hij daarmee heeft behaald is in Nederland kansspelbelasting (na)geheven.
Hof Leeuwarden heeft geoordeeld dat de pokertoernooien zijn aan te merken als kansspelen en dat deze als casinospel beschouwd moeten worden in de zin van de Wet op de Kansspelbelasting (Wet KSB).
Voor dat geval is niet in geschil dat buitenlandse pokertoernooien onder de Wet KSB ongunstiger worden behandeld dan door de Nederlandse vergunninghouder (Holland Casino) georganiseerde pokertoernooien.
De verschuldigde kansspelbelasting bij buitenlandse pokertoernooien is namelijk in alle gevallen hoger dan de - van het casino geheven - kansspelbelasting die is toe te rekenen aan prijzen gewonnen bij vergelijkbare binnenlandse toernooien.
Volgens het Hof bestaat geen rechtvaardigingsgrond voor deze ongelijke behandeling.
Het heffen van kansspelbelasting over de prijzen die zijn gewonnen bij in andere lidstaten van de EU gehouden pokertoernooien levert derhalve een schending op van artikel 56 VWEU.
Het Hof laat het aan de wetgever over om in deze geconstateerde lacune te voorzien.
Dit betekent dat door de man in 2002 enkel kansspelbelasting verschuldigd is over de in de Verenigde Staten gewonnen prijs. Heffing van kansspelbelasting over binnen de EU gewonnen prijzen moet achterwege blijven.
Zowel de man als de staatssecretaris van Financiën zijn in cassatie gegaan.
De Hoge Raad acht de oordelen van het Hof echter juist met uitzondering van het oordeel omtrent de in de Verenigde Staten gewonnen prijs.
Het Hof heeft namelijk ten onrechte geoordeeld dat bij de heffing over de prijs van € 1309, gewonnen bij het pokertoernooi in de Verenigde Staten, rekening moet worden gehouden met een vrijstelling van € 250.
In het onderhavige jaar gold alleen een vrijstelling voor prijzen die een bedrag van € 454 niet overstijgen.
Het cassatieberoep van de staatssecretaris is op dit punt gegrond, voor het overige ongegrond. Ook het cassatieberoep van de man wordt ongegrond verklaard.
Conform A-G Van Hilten.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2002
Instantie
HR
Datum instantie
11 juli 2014
Rolnummer
12/05519
ECLI
ECLI:NL:HR:2014:1624
bwbid=bwbr0&artikel=3,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0011353&artikel=3.96,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0011353&artikel=3.96

Naar de bovenkant van de pagina