Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Een BV heeft in haar aangiften vpb 2002 en 2003 het standpunt ingenomen dat haar plaats van leiding in de Nederlandse Antillen is gelegen. Volgens de inspecteur is de BV echter in Nederland gevestigd gebleven.
In de procedure voor Hof Den Haag is het Hof volgens de BV ten onrechte voorbijgegaan aan het tijdens de tweede zitting door de BV gedane voorwaardelijke aanbod bewijs te leveren door middel van het horen van getuigen.
Zij heeft daarom cassatieberoep ingesteld.
In het onderhavige geval heeft het Hof in uitnodigingen voor twee zittingen, de BV gewezen op de mogelijkheid getuigen mee te brengen of bij aangetekende brief of deurwaardersexploit op te roepen. In het algemeen voldoet een uitnodiging met een zodanige mededeling aan de eis dat gelegenheid wordt geboden tot uitvoering van een bewijsaanbod.
Een zodanige mededeling volstaat niet in gevallen waarin de desbetreffende partij in redelijkheid niet kan worden tegengeworpen dat hij van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt. Hiervan is in het onderhavige geval echter geen sprake, aldus de Hoge Raad. De mededeling van het Hof volstaat derhalve en is ook voldoende gemotiveerd.
Voor zover het aanbod moet worden opgevat als een verzoek aan het Hof om getuigen op te roepen heeft het volgende te gelden: Het staat de rechter vrij alleen dan (zelf) een getuige op te roepen indien hem dit in het kader van de op hem rustende taak zinvol voorkomt. Bij de beoordeling van het verzoek mag de rechter laten meewegen dat de desbetreffende partij zelf geen pogingen heeft ondernomen om ervoor te zorgen dat de getuige ter zitting aanwezig is. Het Hof heeft dit volgens de Hoge Raad niet miskend.
Het cassatieberoep wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2002-2003
Instantie
HR
Datum instantie
23 mei 2014
Rolnummer
12/05526
ECLI
ECLI:NL:HR:2014:1194
bwbid=bwbr0&artikel=8:63,bwbr0005537&artikel=8:63&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina