Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Ondanks het feit dat partijen het er steeds over eens geweest waren dat de belastingplichtige over de levering van een pand wettelijk gesproken omzetbelasting verschuldigd was, had het Hof zich toch verplicht gezien de daarop betrekking hebbende naheffingsaanslag te vernietigen. De reden was dat de over die levering afgedragen omzetbelasting ten onrechte spontaan was terugbetaald. Het Hof had de ondernemer echter geen proceskostenvergoeding willen toekennen, omdat de Belastingdienst een goede kans heeft het ten onrechte terugbetaalde bedrag door middel van een vordering uit onverschuldigde betaling alsnog te kunnen innen. Dat vindt de Hoge Raad echter geen reden om die vergoeding achterwege te laten. Daarvoor is immers nodig dat de ten onrechte opgelegde naheffingsaanslag een gevolg is van een handelwijze van de belastingplichtige. Onder verwijzing naar HR 28 februari 2003, nr 37.488, BNB 2003/155 past de Hoge Raad slechts wegingsfactor 1 toe.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1999
Instantie
HR
Datum instantie
5 januari 2007
Rolnummer
42.548
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:AZ5556

Naar de bovenkant van de pagina