Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft in januari 2007 een bedrijfspand gekocht. Verkoper en X zijn bij die overeenkomst uitgegaan van een van omzetbelasting vrijgestelde levering. In juli 2007 zijn zij, in aanvulling op de eerdere koopovereenkomst, overeengekomen dat de verkoper meewerkt aan een eventuele gehele of gedeeltelijke sloop van het bedrijfspand, voor rekening van X, voordat de juridische levering plaatsvindt, alsmede aan het aanvragen van een sloopvergunning en een bouwvergunning. Ten tijde van de levering, op 1 oktober 2007, was het bedrijfspand gedeeltelijk door de verkoper gesloopt en was met een verbouwing begonnen. X stelt zich op het standpunt dat op 1 oktober 2007 een gebouw is geleverd vóór de eerste ingebruikneming, zodat de levering van rechtswege is belast met omzetbelasting en op de verkrijging de samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting van toepassing is.

Rechtbank Noord-Nederland en Hof Arnhem-Leeuwarden hebben geoordeeld dat het door X ingenomen standpunt juist is.

In cassatie stelt de staatssecretaris dat het Hof de vraag had moeten behandelen welke prestatie(s) in de zin van de btw verkoper en X zijn overeengekomen. Het had daarbij de arresten Don Bosco Onroerend Goed, Komen en Zonen Beheer Heerhugowaard en Woningstichting Maasdriel in ogenschouw moeten nemen. Nu het Hof geen helder antwoord heeft gegeven op de vraag wat het exacte voorwerp is van de prestatie van de verkoper, geeft de uitspraak naar zijn mening onvoldoende inzicht in de door het Hof gevolgde gedachtegang en is daarom gebrekkig gemotiveerd. Voor zover uit de bestreden uitspraak wel een gedachtegang valt af te leiden, acht de staatssecretaris deze gedachtegang onjuist.

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep gegrond en verwijst de zaak naar Hof Den Bosch.

Indien na verwijzing komt vast te staan dat de sloop- en verbouwingswerkzaamheden die zijn verricht tot op het tijdstip van de levering op 1 oktober 2007 behoren tot de door de verkoper jegens X overeengekomen prestatie, laten de feiten en omstandigheden geen andere conclusie toe dan dat op het tijdstip van de levering het oude bedrijfspand nagenoeg geheel was gesloopt en in deze staat op geen enkele wijze meer als (bedrijfs)pand kon worden gebruikt. Anders dan het geval was in de zaak die heeft geleid tot HR 7 maart 2003, 37.525, ECLI:NL:HR:2003:AE9405, is in dit geval na de sloop geen bebouwing overgebleven die de functie van gebouw kon vervullen. Het op 1 oktober 2007 aan X geleverde, vast met de grond verbonden (bouw)werk kon uitsluitend dienen als basis voor een (nieuw) te vervaardigen onroerende zaak. Onder die omstandigheden is – met inachtneming van de ruime werkingssfeer die toekomt aan uitzonderingen op een vrijstelling van omzetbelasting – sprake van een levering die is uitgezonderd van de vrijstelling van artikel 11, lid 1, onderdeel a, onder 1°, Wet OB 1968.

Conform Conclusie A-G Ettema (NLF 2018/0256, met noot van Sparidis).

Dit arrest gaat een prominente plaats krijgen in de standaardwerken voor de btw en de overdrachtsbelasting. Hoewel het geen lang arrest is, zit er veel in.

De zaak

In de kern gaat het om de verkoop van een oud gebouw (vrijgesteld van btw en belast met overdrachtsbelasting), waar men later bedacht dat het fiscaal handiger was het pand vóór de juridische levering geheel of gedeeltelijk te laten slopen. Dit gebeurde door en voor rekening van de koper. Verkoper werkte mee qua vergunningen en het risico bij het verkochte bleef formeel bij hem liggen. Bij de juridische levering was het pand met uitzondering van de voorgevel gesloopt en was al een fundering aangebracht. Koper claimde een vrijstelling overdrachtsbelasting omdat sprake was van een van rechtswege btw-belaste levering van een bouwterrein. De Inspecteur dacht daar anders over.

In deze zaak focust men zich op de status van het verkochte op het moment van de (juridische) levering. Nu zijn er al diverse uitspraken geweest over wanneer sprake is van een bouwterrein, een beoogd bouwterrein (start met Don Bosco-arrest) en wat als de verkoper zich verplicht tot sloop en andere werkzaamheden. A-G Ettema ging daar in haar conclusie ook uitgebreid op in.

Metadata

Rubriek(en)
Belastingen van rechtsverkeer
Belastingtijdvak
2007
Instantie
HR
Datum instantie
5 oktober 2018
Rolnummer
16/04577
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:1866
NLF-nummer
NLF 2018/2223
Aflevering
25 oktober 2018
Judoregnummer
JCDI:NFB1907
bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=6,bwbr0002629&artikel=11&lid=6,bwbr0002629&artikel=11&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina