Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze zaak die inhoudelijk over de hoogte van de verschuldigde BPM van een uit Duitsland afkomstige Mercedes gaat, heeft X (belanghebbende) cassatieberoep ingesteld tegen het oordeel van Hof Den Bosch over het ‘horen’. X stelt dat het in het Unierecht verankerde recht van eenieder om te worden ‘gehoord’ voordat een besluit wordt genomen dat zijn belangen op nadelige wijze kan beïnvloeden, betekent dat het bestuursorgaan in elk geval de belanghebbende moet uitnodigen voor een hoorgesprek.

Dit middel faalt. Het hiervoor bedoelde recht om te worden ‘gehoord’ voordat een voor hem nadelig besluit wordt genomen, houdt in dat de betrokkene de gelegenheid wordt geboden zijn standpunt over een voorgenomen bezwarend besluit naar behoren kenbaar te maken (vgl. HvJ 9 november 2017, C-298/16 (Ispas), ECLI:EU:C:2017:843, r.o. 26 en HR 4 december 2015, 12/02876, ECLI:NL:HR:2015:3467). Uit het EU-recht vloeit niet voort dat het bij een bestuursorgaan naar voren brengen van een zienswijze over een voorgenomen bezwarend besluit, alleen naar behoren kan plaatsvinden indien dit mondeling geschiedt. Het EU-recht schrijft niet voor in welke vorm (mondeling of schriftelijk) de belanghebbende deze zienswijze aan het bestuursorgaan kenbaar moet kunnen maken. Wel mag de vorm waarvoor het bestuursorgaan kiest geen hindernis vormen voor de belanghebbende om van zijn recht gebruik te maken. Dit betekent dat als de belanghebbende is uitgenodigd om schriftelijk zijn standpunt kenbaar te maken en hij in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van die mogelijkheid en aldus zijn standpunt naar behoren kenbaar heeft kunnen maken, het recht van de Unie niet eist dat hij wordt uitgenodigd voor een hoorgesprek.

De Hoge Raad oordeelt voorts dat het opleggen van een naheffingsaanslag BPM bij de invoer van een gebruikt motorvoertuig geen schending van artikel 110 VWEU vormt voor zover die naheffingsaanslag niet leidt tot een hoger bedrag aan BPM dan het bedrag aan BPM dat wordt geacht te rusten op gebruikte, in het binnenland geregistreerde motorvoertuigen. Dat een koper kosten van rechtsbijstand zou moeten maken om te laten vaststellen of de naheffingsaanslag in de BPM (on)rechtmatig is, maakt niet dat gezegd kan worden dat een dergelijk motorvoertuig zwaarder wordt belast in de zin van artikel 110 VWEU dan een aangekocht, gebruikt en in het binnenland geregistreerd motorvoertuig. Het cassatieberoep wordt ongegrond verklaard.

Volgens het HvJ is de eerbiediging van de rechten van de verdediging een algemeen beginsel van Unierecht dat van toepassing is wanneer de administratie voornemens is een bezwarend besluit ten opzichte van een bepaalde persoon vast te stellen. In onder andere het arrest Ispas overweegt het HvJ ter zake:

Metadata

Rubriek(en)
Autobelastingen
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2013
Instantie
HR
Datum instantie
21 maart 2019
Rolnummer
18/01157
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:393
Auteur(s)
Redmar Wolf
Baker & McKenzie/Universiteit Groningen
NLF-nummer
NLF 2019/0796
Aflevering
4 april 2019
Judoreg
NFB2397
bwbr0002320&artikel=25&lid=1,bwbr0002320&artikel=25&lid=1,bwbr0005537&artikel=7:2,bwbr0005537&artikel=7:2,bwbr0005806&artikel=10,bwbr0005806&artikel=10,bwbr0037657&artikel=9,bwbr0037657&artikel=9,bwbv0001506&artikel=110,bwbv0001506&artikel=110

Naar de bovenkant van de pagina