Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is vanaf 2010 firmant in een vof die een juwelierszaak exploiteert. Firmanten in de vof waren, naast X, zijn echtgenote, zijn broer en diens echtgenote.

Op 28 maart 2011 is de politie een strafrechtelijk onderzoek begonnen naar de bedrijfsvoering van de vof en haar firmanten. Op 10 december 2013 heeft de Inspecteur boekenonderzoeken in gang gezet bij de vof en haar firmanten. Hij heeft gebruikgemaakt van informatie uit het strafrechtelijk onderzoek.

De Inspecteur heeft naar aanleiding van het onderzoek belastingaanslagen opgelegd. Hij heeft de aanslagen gebaseerd op een schatting van de belastbare winst respectievelijk op een schatting van de omzet van de desbetreffende jaren. De Inspecteur is daarbij uitgegaan van de inkopen zoals die in de administratie voorkwamen. Vervolgens heeft hij een brutowinstpercentage van 100 op die inkopen gehanteerd.

Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat de administratie van de vof, vanwege diverse ernstige tekortkomingen en vervalste inkoopbonnen, niet als grondslag voor de winstberekening kan dienen. Naar het oordeel van het Hof is aannemelijk dat X op de inkopen ten minste een brutowinst van 75% heeft behaald. Vervolgens heeft het Hof geoordeeld dat de vereiste aangiften niet zijn gedaan.

X stelt in cassatie dat het Hof niet tot het verwerpen van de administratie kon overgaan, omdat de Inspecteur geen informatiebeschikking heeft genomen. Dit betoog wordt door de Hoge Raad verworpen. Uit de tekst van artikel 27e, lid 1, AWR volgt dat omkering en verzwaring van de bewijslast ook van toepassing kan zijn zonder dat de Inspecteur een informatiebeschikking heeft gegeven, namelijk indien de belastingplichtige niet de vereiste aangifte heeft gedaan.

Het Hof heeft volgens de Hoge Raad niet een onjuiste bewijslastverdeling gehanteerd en evenmin voor dat bewijs een onjuiste maatstaf gebruikt. De oordelen van het Hof met betrekking tot de gehanteerde brutowinstpercentage geven volgens de Hoge Raad voorts niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het oordeel dat een brutowinstmarge van ten minste 75 procent aannemelijk is, hoeft niet in de weg te staan aan een redelijke schatting van die marge op 100 procent. De Hoge Raad verwerpt alle middelen en verklaart het cassatieberoep ongegrond.

Conform Conclusie A-G IJzerman (NLF 2021/0834, met noot van Noë).

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2006-2011
Instantie
HR
Datum instantie
8 juli 2021
Rolnummer
20/01460
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:1086
Auteur(s)
mr. A.J.C. Perdaems
Hertoghs advocaten
NLF-nummer
NLF 2021/1509
Aflevering
29 juli 2021
Judoreg
NFB4479
bwbr0002320&artikel=27e,bwbr0002320&artikel=27e,bwbv0001000&artikel=6,bwbv0001000&artikel=6

Naar de bovenkant van de pagina