Direct naar content gaan

Samenvatting

De aanslag IB/PVV 2012 van X (belanghebbende) is ondanks uitworpredenen zonder onderzoek conform de aangifte opgelegd. De betreffende uitworpredenen waren uitgezet.

Naar aanleiding van de aangifte 2013 heeft de Inspecteur vragen gesteld. X heeft daarop verklaard dat de aangegeven negatieve resultaten uit overige werkzaamheden samenhangen met de betaling van schulden van de onderneming van de partner waarvoor X (mede)aansprakelijk is gesteld. De Inspecteur heeft de in aftrek gebrachte negatieve resultaten uit overige werkzaamheden daarop met een navorderingsaanslag (2012) en bij de aanslagregeling (2013) gecorrigeerd.

Voor Hof Den Bosch was onder meer in geschil of de Inspecteur voor het jaar 2012 beschikte over een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt.

Naar het oordeel van het Hof is in de aangifte IB/PVV 2012, die er overigens verzorgd uitziet en door een fiscaal deskundige is ingediend, weliswaar een (hoog) negatief resultaat uit overige werkzaamheden vermeld, maar kan de niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat de aangifte wat dit aspect betreft (toch) juist kan zijn, niet worden uitgesloten. De omstandigheid dat de Inspecteur ondanks de uitworpredenen de aanslag IB/PVV 2012 geautomatiseerd heeft afgedaan, doet hieraan niet af, omdat ook dan geldt dat de niet onwaarschijnlijke mogelijkheid bestaat dat de aangifte ten aanzien van het (hoge) negatieve resultaat uit overige werkzaamheden juist is, aldus het Hof.

X komt in cassatie tegen dit oordeel op met een beroep op het arrest van de Hoge Raad van 15 juni 2018 (17/01894, ECLI:NL:HR:2018:797).

De Hoge Raad verwerpt het betoog. Uit dat arrest valt niet als algemene regel af te leiden dat de Inspecteur bij een behoorlijke taakuitoefening nader onderzoek behoort in te stellen na uitworp van de aangifte op welke grond dan ook. De oordelen van het Hof geven niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en zijn ook toereikend gemotiveerd. De Hoge Raad merkt hierbij op dat ervan moet worden uitgegaan dat het verzorgde uiterlijk van de aangifte niet dragend is geweest voor het oordeel van het Hof dat de Inspecteur over het voor de navorderingsaanslag benodigde nieuwe feit beschikte.

Voor het overige wordt het cassatieberoep met toepassing van artikel 81 Wet RO ongegrond verklaard.

Anders, Conclusie A-G Niessen (NLF 2021/0113, met noot van Van den Hoek).

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2012 en 2013
Instantie
HR
Datum instantie
18 maart 2022
Rolnummer
20/01121
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:379
Auteur(s)
mr. C.M. Bergman
Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn
NLF-nummer
NLF 2022/0621
Aflevering
31 maart 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB4912
bwbr0002320&artikel=16&lid=1,bwbr0002320&artikel=16&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina