Direct naar content gaan

Samenvatting

Drie inhoudingsplichtigen van een concern (verder: het concern) zijn het niet eens met over het tijdvak maart 2013 geheven pseudo-eindheffing hoog loon (crisisheffing). Met deze crisisheffing is een nieuwe, in beginsel eenmalige, heffing geïntroduceerd van werkgevers die in 2012 een of meer werknemers in dienst hadden tegen een loon van meer dan € 150.000. De werkgevers zijn uit hoofde van de crisisheffing 16 percent van het loonexcedent als belasting verschuldigd. Zij kunnen deze heffing niet verhalen op de werknemers.
Het concern heeft cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van Hof Den Haag waarin de crisisheffing in stand is gebleven.
De Hoge Raad verwerpt het standpunt dat de crisisheffing in strijd is met het wettelijk systeem. De parlementaire toelichting laat er geen misverstand over bestaan dat de door het concern bekritiseerde economische dubbele heffing door de wetgever is bedoeld.
De heffing is ook niet in strijd met artikel 26 IVBPR, aldus de Hoge Raad.
Volgens de Hoge Raad waren er voorts specifieke en dwingende redenen aanwezig om te komen tot invoering van de crisisheffing, ook voor zover daarmee wordt geheven over een heffingsgrondslag waarin loon is begrepen dat is genoten vóór de eerste aankondiging van de regeling.
Dit leidt ertoe dat de crisisheffing op het niveau van de regelgeving niet wegens strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM buiten toepassing moet blijven.
Het Hof heeft volgens de Hoge Raad tenslotte terecht geoordeeld dat de crisisheffing in het onderhavige geval niet heeft geleid tot een individuele en buitensporige last.
De cassatieberoep van het concern wordt ongegrond verklaard.
Contrair: A-G Wattel.

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Belastingtijdvak
maart 2013
Instantie
HR
Datum instantie
28 januari 2016
Rolnummer
15/00340
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:121
bwbr0002471&artikel=32bd,bwbr0002471&artikel=27a&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina