Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X is geregistreerd octrooigemachtigde en heeft in zijn bedrijf werkzaamheden verricht met betrekking tot procesvoering inzake intellectuele eigendomszaken. De inkomsten daaruit zijn in de aangifte IB/PVV 2011 vermeld als resultaat uit overige werkzaamheden. In 2011 heeft X een rechtenstudie gevolgd in Leiden alsmede een cursus (Patent Litigation in Europe) aan de universiteit in Straatsburg. In verband met deze studie en cursus heeft X reis- en verblijfskosten gemaakt van € 3.825. Hij wenst dit bedrag in aftrek te brengen maar de Inspecteur staat dat niet toe.
Hof Den Haag heeft aftrek toegestaan tot een bedrag van (maximaal) € 1.500 op grond van artikel 3.16, lid 2, onderdeel f Wet IB 2001. Het acht aannemelijk gemaakt dat de kosten zakelijk zijn.
Volgens het Hof is het echter niet zo dat X zijn werkzaamheden niet kon verrichten zonder deze specifieke cursus en de rechtenstudie te volgen. Gelet hierop is de uitzondering van artikel 3.16, lid 8, Wet IB 2001 (noodzakelijke cursussen) volgens het Hof niet van toepassing.
De staatssecretaris van Financiën heeft daarop cassatieberoep ingesteld.
A-G Niessen acht het cassatieberoep gegrond.
Volgens de A-G heeft het Hof zich ten onrechte niet uitgelaten over de (feitelijke) vraag of de door X gevolgde studies tot een nieuwe bevoegdheid hebben geleid. Deze vraag is volgens de A-G namelijk meestal beslissend voor het oordeel of studiekosten bedrijfslasten van de werkzaamheid vormen of niet.
Conclusie: de zaak moet worden verwezen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2011
Instantie
A-G
Datum instantie
10 maart 2016
Rolnummer
15/05288
ECLI
ECLI:NL:PHR:2016:121
bwbr0011353&artikel=3.16&lid=8

Naar de bovenkant van de pagina