Direct naar content gaan

Samenvatting

Een BV is moeder van een fiscale eenheid met beleggende dochters. Eén van die gevoegde dochters heeft in 2006 een pand verkocht ter zake waarvan een herinvesteringsreserve (HIR) is gevormd. Tot begin 2007 probeert de BV te herinvesteren. Als zij het aanbod krijgt de aandelen in de HIR-dochter te verkopen aan een derde, doet zij dat in maart 2007. Zij rekent de HIR niet tot haar belastbare winst 2007; de inspecteur wél.
In geschil is of de HIR vrijvalt in de winst (de winst van de eenheid) 2007, of - na ontvoeging - in de winst 2007 van de ontvoegde HIR-dochter.
De Rechtbank en het Hof oordeelden dat de vrijval van de HIR aan de fiscale eenheid moet worden toegerekend.
De Hoge Raad is het hier mee eens. De fiscale eenheid heeft het herinvesteringsvoornemen voor het ontvoegingstijdstip laten varen, zodat de inspecteur de vrijval van de HIR terecht aan de fiscale eenheid heeft toegerekend.
Conform A-G Wattel.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2007
Instantie
HR
Datum instantie
9 november 2012
Rolnummer
11/05078
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BX6705
ECLI:NL:PHR:2012:BX6705
bwbr0002672&artikel=15aj&lid=4,bwbr0011353&artikel=3.54

Naar de bovenkant van de pagina