Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze zaak heeft de inspecteur geweigerd een door een man gevraagde dwangsom vast te stellen.
Hof Den Haag heeft geoordeeld dat de inspecteur het bezwaar met betrekking tot de verzochte dwangsom niet-ontvankelijk had moeten verklaren.
De man heeft cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelt dat bij een beroep inzake een dwangsombeschikking de rechter bevoegd is die ook bevoegd is het beroep inzake het onderliggende besluit te behandelen.
In het onderhavige geval betreft het onderliggende besluit een ambtshalve vermindering van een belastingaanslag. Tegen een dergelijk besluit stond in het relevante belastingjaar (2004) geen bezwaar en beroep open.
In dat geval staat evenmin beroep bij de belastingrechter open tegen een met het nemen van dat besluit samenhangende beschikking inzake een dwangsom of tegen het niet tijdig nemen van die beschikking.
Ook een beroep bij de algemene bestuursrechter staat dan niet open, aldus de Hoge Raad.
Een en ander brengt mee dat de beslissing in een geschil over de rechtmatigheid van het besluit van de inspecteur inzake de ambtshalve te verlenen vermindering van de aanslag behoort tot de bevoegdheid van de burgerlijke rechter. Hetzelfde heeft te gelden voor een geschil met betrekking tot een dwangsom die met de ambtshalve te verlenen vermindering samenhangt.
De Hoge Raad komt tot de slotsom dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de inspecteur het bezwaar tegen zijn beslissing inzake de dwangsom niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Het Hof is er voorts terecht toe overgegaan die niet-ontvankelijkheid alsnog uit te spreken.
Het cassatieberoep van de man wordt ongegrond verklaard.
Anders A-G IJzerman.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2004
Instantie
HR
Datum instantie
20 december 2013
Rolnummer
12/02872
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:1797
bwbid=bwbr0&artikel=4:19,bwbr0002320&artikel=26&lid=1,bwbr0002320&artikel=65&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina