Direct naar content gaan

Samenvatting

Kort gezegd betreft deze zaak de aankoop en uitleen van aandelen en verkoop van futures met die aandelen als onderliggende waarde. De Inspecteur vermoedt dividend stripping. Volgens X (bv; belanghebbende) gaat het om gewone opbrengst verhogende arbitrage.

In geschil is of X voor de vennootschapsbelasting voor het tijdvak 1 oktober 2007 t/m 30 september 2008 recht heeft op verrekening van € 39.249.246 aan Nederlandse dividendbelasting ingehouden op de dividenden op de door haar uitgeleende aandelen. De formeelrechtelijke vraag is of de Inspecteur haar terecht een informatiebeschikking en daarmee omkering en verzwaring van haar bewijslast heeft opgelegd ter zake van de vpb-jaren 2009/2010, 2011/2012 en 2012/2013 wegens verzaking van haar administratie- of bewaarplicht.

Hof Amsterdam heeft, anders dan Rechtbank Amsterdam, geoordeeld dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de juridisch eigenaar en daarmee opbrengstgerechtigd was, en subsidiair geoordeeld dat zij evenmin de uiteindelijk gerechtigde was. Het Hof heeft daarom geen verrekening toegestaan. Voorts heeft het Hof de informatiebeschikking gehandhaafd. Wegens onder meer het ontbreken van cruciale transactiegegevens in haar administratie, heeft X volgens het Hof niet aan haar administratie- en bewaarplicht voldaan. Omdat daardoor niet vastgesteld kan worden of de door haar gestelde rechtshandelingen door of namens haar zijn verricht, acht het Hof de tekortkomingen van zodanig gewicht dat omkering van de bewijslast niet disproportioneel is.

Tegen dit oordeel heeft X met elf middelen cassatieberoep ingesteld.

A-G Wattel acht slechts één cassatiemiddel gegrond. Het Hof heeft X in strijd met artikel 27, lid 2, AWR geen termijn gegeven voor herstel van de administratieve tekortkomingen. Dat wordt wellicht verklaard door een – alsdan stilzwijgend – oordeel dat herstel niet mogelijk is, maar dat oordeel had dan moeten worden gemotiveerd. De A-G stelt verwijzing voor voor een nader onderzoek of herstel van de administratieve gebreken bewijsrechtelijk nog zinvol mogelijk is voor de belastingjaren 2009/2010, 2011/2012 en 2012/2013. De A-G stelt verder voor om het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep van de staatssecretaris buiten behandeling te laten.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2007-2013
Instantie
A-G
Datum instantie
28 januari 2021
Rolnummer
20/01884
ECLI
ECLI:NL:PHR:2021:79
Auteur(s)
prof. dr. R.P.C.W.M. Brandsma
PwC/ Universiteit van Amsterdam/Nyenrode
E.P. Hageman LLM
Deloitte / Erasmus Universiteit Rotterdam
NLF-nummer
NLF 2021/0573
Judoregnummer
JCDI:NFB4190
bwbr0002320&artikel=27e,bwbr0002320&artikel=27e,bwbr0002320&artikel=52a,bwbr0002320&artikel=52a,bwbr0002672&artikel=25,bwbr0002672&artikel=25

Naar de bovenkant van de pagina