Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Elmeka NE exploiteert in Griekenland een tanker waarmee zij voor rekening van diverse bevrachters petroleumproducten transporteert. Een van haar klanten is de Panamese vennootschap Oceanic International Bunkering SA. Deze neemt de petroleumproducten zelf af en verkoopt die vervolgens aan de gebruikers. Elmeka had in de jaren 1994, 1995 en 1996 geen OB afgedragen voor haar leveringen aan Oceanic en deswege naheffingen met boetes ontvangen. Het Hof beslist in deze kwestie dat in artikel 15 Zesde richtlijn alleen leveringen ten behoeve van de vaart op de volle zee met zeeschepen zijn vrijgesteld en voorts dat die vrijstelling alleen betrekking heeft op de leveringen aan reders van zeeschepen of leveringen aan de schepen zelf. De leveringen aan Oceanic waren dus niet vrijgesteld. Maar Elmeka had met betrekking tot die leveringen aan de Griekse Belastingdienst gevraagd of zij daarover OB moest afdragen en deze had Elmeka bij beschikking gemachtigd daarvoor geen BTW af te dragen. Het Hof stelt vast dat de toepasselijkheid van het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel elementen zijn van het gemeenschapsrecht. Het vertrouwensbeginsel moet worden toegepast wanneer de administratieve instanties bij “een voorzichtige en bezonnen marktdeelnemer” een redelijk vertrouwen hebben gewekt en dat vertrouwen bovendien gewettigd was. In het dictum wordt aan de nationale rechter alleen opgedragen te beoordelen of de beschikking door een bevoegde instantie was gegeven.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1994, 1995, 1996
Instantie
HvJ
Datum instantie
13 september 2006
Rolnummer
C-181/04
ECLI
ECLI:EU:C:2006:563
bwbr0002629

Naar de bovenkant van de pagina