Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) exploiteert een tankpark in de haven van Amsterdam waar zij minerale oliën opslaat ten behoeve van derden. Op verzoek verzorgt zij het blenden (mengen) van deze producten. X heeft een ‘vergunning behandeling onder douanetoezicht’ (hierna: vergunning BOD).

De Inspecteur heeft aan X een utb opgelegd omdat is geconstateerd dat X in totaal 16.513.697 kg meer onder de douaneregeling BOD heeft geplaatst dan de 10.000.000 kg (10.000 mt) die op grond van de aan haar verleende vergunning BOD was toegestaan.

Rechtbank Noord-Holland heeft de utb in stand gelaten. Nu vaststaat dat X meer goederen onder haar vergunning BOD heeft geplaatst dan waarvoor die vergunning is afgegeven, is voor die goederen niet voldaan aan de voorwaarden voor het plaatsen onder de douaneregeling in de zin van artikel 204, lid 1, aanhef en onderdeel b, CDW.

X heeft hoger beroep ingesteld, maar Hof Amsterdam verklaart dat ongegrond.

X heeft in haar vergunningaanvraag geen hoeveelheid vermeld. De Inspecteur heeft de vergunde hoeveelheid op 10.000 mt vastgesteld. X heeft – voor zover zij de hoeveelheid van 10.000 mt heeft overschreden – goederen onder de regeling BOD geplaatst terwijl zij in zoverre niet beschikte over de ingevolge artikel 85 CDW vereiste vergunning. Het Hof verwerpt alle aangevoerde stellingen. De utb is terecht uitgereikt.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2011-2014
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
11 februari 2020
Rolnummer
19/00052
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:980
NLF-nummer
NLF 2020/0887
Aflevering
9 april 2020

Naar de bovenkant van de pagina