Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Als een persoon die recht meent te hebben op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van de behandeling van zijn zaak, komt te overlijden, gaat dit recht dan over op zijn/haar erfopvolgers die de procedure voortzetten?
Hof Den Haag meende van niet, maar dat is onjuist, oordeelt de Hoge Raad.
De tweede volzin van artikel 6:106, lid 2, BW, staat niet eraan in de weg dat aan erfgenamen op hun verzoek een schadevergoeding wordt toegekend in verband met de lange duur van de procedure, ook voor zover daarin een vergoeding besloten ligt voor een gedeelte van die duur waarin de erflater procespartij was en deze geen aanspraak op een zodanige vergoeding heeft gemaakt.
Verder speelt in deze zaak nog het volgende: in casu gaat het om 4 zaken die gezamenlijk worden behandeld en die in hoofdzaak betrekking hebben op hetzelfde onderwerp. Voor die zaken gezamenlijk dient in een zodanig geval slechts eenmaal het tarief te worden gehanteerd van € 500 voor ieder halfjaar waarmee de redelijke termijn is overschreden (zie HR 21 maart 2014, nr. 12/04057, ECLI:NL:HR:2014:540), aldus de Hoge Raad.

Metadata

Belastingtijdvak
1999, 2000, 2001 tot en met 2004 en 2006
Instantie
HR
Datum instantie
17 oktober 2014
Rolnummer
13/06130
ECLI
ECLI:NL:HR:2014:2981

Naar de bovenkant van de pagina