Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) is opgekomen tegen de WOZ-waarde van twee op een aanslagbiljet vermelde objecten (adres 1 en adres 2).

De Heffingsambtenaar heeft zich in hoger beroep verenigd met de door X bepleite waarde van adres 1. De WOZ-waarde van adres 2 is evenals in de beroepsfase niet meer in geschil.

Het geschil in hoger beroep betreft de hoogte van de vergoeding voor de kosten van de bezwaarfase en de hoogte van de proceskostenvergoeding voor de beroeps- en hogerberoepsfase.

Partijen zijn in hoger beroep van mening dat de Heffingsambtenaar bij de uitspraken op bezwaar ten onrechte heeft verzuimd een vergoeding toe te kennen voor het taxatierapport inzake adres 2. In geschil is dan nog de wegingsfactor (standpunt X factor 1,5; standpunt Heffingsambtenaar factor 1).

Van de kant van professionele rechtsbijstandsverleners en de Rechtbanken binnen het ressort van Hof Den Bosch, is de wens geuit dat het Hof richtsnoeren formuleert met betrekking tot de vergoeding van bezwaarkosten (artikel 7:15 Awb) en de proceskostenvergoeding voor de beroeps- en hogerberoepsprocedure (artikel 8:75 en 8:108 Awb). De vraag naar richtsnoeren ziet meer specifiek op de bepaling van de factor wegens het gewicht van de zaak. In de behandeling van de onderhavige zaken ziet het Hof aanleiding aan de geuite wens tegemoet te komen. Het Hof legt daarbij ook enkele andere uitgangspunten vast naar de huidige stand van de jurisprudentie.

Het Hof beperkt zich tot de vraagstukken die het Hof op dit moment het meest prangend voorkomen en die zich lenen voor het formuleren van algemene uitgangspunten. Bij de aldus in deze uitspraak geformuleerde uitgangspunten moet voorts voor ogen worden gehouden dat afwijkingen steeds mogelijk zijn, al naar gelang de omstandigheden van het concrete geval.

Hof Den Bosch is, gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval, van oordeel dat niet gesproken kan worden van twee verschillende feitencomplexen die de werkzaamheden van de gemachtigde meer dan gemiddeld complex maakten. Voor toepassing van factor 1,5 wegens het gewicht van de zaak ziet het Hof daarom geen reden. De Heffingsambtenaar heeft de vergoeding van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de bezwaarfase correct vastgesteld, aldus het Hof.

De rechter kan in een zaak een proceskostenveroordeling uitspreken in het geval een belanghebbende redelijkerwijs kosten heeft moeten maken in de bezwaarfase, beroepsfase of hogerberoepsfase. Belanghebbende moet dan als regel wel geheel of gedeeltelijk in het gelijk worden gesteld. De wijze waarop de proceskostenvergoeding wordt vastgesteld staat beschreven in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

Forfaitaire kostenvergoeding

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2015
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
15 november 2018
Rolnummer
17/00149 en 17/00151
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2018:4638
Auteur(s)
Sara Verkaik
Booij Bikkers Advocaten
NLF-nummer
NLF 2018/2567
Aflevering
6 december 2018
Judoreg
NFB2025
bwbr0005537&artikel=7:15,bwbr0005537&artikel=8:75,bwbr0005537&artikel=8:108

Naar de bovenkant van de pagina