Direct naar content gaan

Samenvatting

Een man met de Azerbeidzjaanse nationaliteit woont sinds 26 januari 2000 met zijn familie in Nederland. Hij heeft aanvankelijk een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd gekregen. Deze is in 2005 met terugwerkende kracht omgezet in een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. De man en zijn gezin hebben zich met inzet en overtuiging gericht op integratie in de Nederlandse samenleving en hebben hun sociale banden met het land van herkomst verbroken. De kinderen gaan sinds 2002 in Nederland naar school en de man verricht vrijwilligerswerk en volgt daarnaast een HBO-opleiding. De man vraagt voor 2005 kinderbijslag aan, maar die krijgt hij niet omdat de Sociale Verzekeringsbank van mening is dat hij niet verzekerd is op grond van de AKW omdat hij nog geen ingezetene is in de zin van artikel 2 van die Wet. In beroep beslist de Rechtbank dat de man wel recht heeft op kinderbijslag. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) beslist op het door de Sociale Verzekeringsbank ingestelde hoger beroep echter dat het standpunt van de Sociale Verzekeringsbank juist is. Tegen dit oordeel heeft de man cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad oordeelt dat de wetgever met het woonplaatsbegrip in de volksverzekeringen heeft beoogd aan te sluiten bij het fiscale woonplaatsbegrip en dat niet vereist is dat de betrokkene economische banden met Nederland heeft, bijvoorbeeld door het verrichten van betaalde arbeid. Het oordeel van de CRvB geeft daarom blijk van een onjuiste rechtsopvatting, aldus de Hoge Raad. De zaak is verwezen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2005
Instantie
HR
Datum instantie
21 januari 2011
Rolnummer
10/00563
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BP1466
bwbr0002320&artikel=4&lid=1,bwbr0011353&artikel=2.1&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina