Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is een woningcorporatie. X heeft in het kader van een drietal (nieuwbouw)projecten in totaal negentig sociale huurwoningen uit bestaand bezit gesloopt (de sloopwoningen), teneinde (onder andere) nieuwe, duurzamere woningen te stichten. De nieuwbouw betreft sociale huurwoningen, duurdere huurwoningen en koopwoningen. Volgens X waren de huurwoningen zodanig verouderd en versleten dat zij moesten worden vervangen. Onder verwijzing naar het zogenoemde Warenhuis-arrest (HR 21 april 1993, 28.418, ECLI:NL:HR:1993:BH8556) stelt X zich op het standpunt dat zij de fiscale boekwaarde van de sloopwoningen mag afwaarderen tot de marktwaarde van de ondergrond van die opstallen en het verschil als verlies in aanmerking mag nemen.

Hof Den Haag volgt X niet in haar standpunt. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt het uitgangspunt dat indien een bestaand gebouw wordt opgeofferd ten behoeve van de stichting van een nieuw gebouw, de boekwaarde dan wel de lagere bedrijfswaarde van een gesloopt gebouw wordt gerekend tot de kostprijs van dat nieuw gestichte gebouw. Dat in geval van X van dit uitgangspunt moet worden afgeweken omdat sprake is van een situatie als bedoeld in het Warenhuis-arrest is niet aannemelijk geworden. Het Hof acht niet aannemelijk gemaakt dat de gesloopte woningen voorafgaande aan de sloop geen waarde toekwam omdat zij in de bedrijfsuitoefening versleten waren. Ook acht het Hof niet aannemelijk gemaakt dat de gesloopte opstallen (de sloopwoningen) zijn vervangen door functioneel gelijke bedrijfsmiddelen (de nieuwe woningen).

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2011
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
3 november 2020
Rolnummer
19/00311
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2020:2112
Auteur(s)
Ronald Russo
Tilburg University/Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2020/2711
Aflevering
17 december 2020
Judoreg
NFB3877
bwbr0002672&artikel=8&lid=1,bwbr0002672&artikel=8&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina