Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Een broer en zus zijn aandeelhouders van een BV die een bedrijfspand bezit. Dit pand wordt in 2004 gesloopt en de grond wordt voor een veel te laag bedrag aan de broer en de zus verkocht. De inspecteur corrigeert dit bij de BV met de stelling dat er sprake is van een winstuitdeling.
Het Hof heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat het volledige bedrag dat ter zake van de verkoop van de grond als winstuitdeling in aanmerking moet worden genomen, kan worden toegevoegd aan de herinvesteringsreserve.
Vervolgens heeft het Hof geoordeeld dat het oordeel over die uitdeling en daarmee over de omvang van de herinvesteringsreserve bindend is voor het lot van de aanslagen vennootschapsbelasting voor latere jaren vanwege de in latere jaren te plegen afschrijvingen op het bedrijfsmiddel waarin wordt geherinvesteerd.
Dat is onjuist, oordeelt de Hoge Raad.
Een rechterlijk oordeel over de hoogte van de in een jaar te vormen herinvesteringsreserve is niet bindend voor de belastingheffing over andere jaren (vgl. HR 9 november 1983, nr. 21788, BNB 1984/226, en HR 24 februari 2012, nr. 11/03244, ECLI:NL:HR:2012:BV6736, BNB 2012/122).
Geschillen over die reserve kunnen aan de orde komen naar aanleiding van de aanslagregeling over het jaar waarin de omvang van de gevormde reserve van invloed is op het belastbare bedrag.
Voorts blijkt dat de inspecteur bij de uitspraak op bezwaar een fout heeft gemaakt met betrekking tot de wijze van verliesverrekening.
Hij moet daarom opnieuw een uitspraak op bezwaar doen van de Hoge Raad.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2004
Instantie
HR
Datum instantie
11 april 2014
Rolnummer
13/01903
ECLI
ECLI:NL:HR:2014:878
bwbr0005537&artikel=8:70,bwbr0011353&artikel=3.151&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina