Direct naar content gaan

Samenvatting

X (hierna: erflater) had de Nederlandse nationaliteit en is in 2016 overleden. Hij en zijn echtgenote, die ook de Nederlandse nationaliteit heeft, waren tot 24 maart 1994 ingeschreven in Nederland. In de jaren 2004 tot en met 2014 waren zij ingeschreven in Curaçao, waar zij een appartement bezaten. Erflater was middellijk aandeelhouder in onder meer B (bv). Die bv was in die jaren eigenaar van een woning in Nederland en tezamen met erflater van een vakantiewoning in Nederland. B stelde deze woningen ter beschikking aan erflater en zijn echtgenote.

De Inspecteur heeft aan erflater ter zake van de heffing van IB/PVV voor de jaren 2004 tot en met 2014 een informatiebeschikking gegeven. Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de periode waarover de gegevens verstrekt moesten worden beperkt tot de jaren 2004 tot en met 2011.

Voor Hof Den Bosch was in geschil of de informatiebeschikking terecht is gegeven.

Het Hof heeft in dat verband onder meer geoordeeld dat erflater op grond van artikel 47 AWR gehouden was de door de Inspecteur verlangde gegevens te verstrekken omdat de Inspecteur kon uitgaan van een meer dan denkbeeldige mogelijkheid dat hij erflater met toepassing van de verlengde navorderingstermijn navorderingsaanslagen kon opleggen.

De erfgenamen hebben cassatieberoep ingesteld maar de Hoge Raad verklaart dat ongegrond.

De stelling dat de Inspecteur pas na voldoening aan zijn informatieverzoek met zekerheid zou kunnen vaststellen of is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de in artikel 16, lid 4, AWR geregelde verlengde navorderingstermijn, brengt niet mee dat het door het middel bestreden oordeel van een onjuiste rechtsopvatting getuigt. Artikel 47 AWR verleent aan de Inspecteur de bevoegdheid om informatie van de belastingplichtige te vragen die van belang is om te kunnen vaststellen of de bevoegdheid tot navordering bestaat. De overige stellingen worden met toepassing van artikel 81, lid 1, Wet RO verworpen.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Inspecteur vragen mag stellen die zien op de beoordeling of aan de navorderingsvereisten is voldaan. De informatiebeschikking is afgegeven in een onderzoek naar de woonplaats van de erflater. Er is om informatie verzocht over de jaren 2004 tot en met 2014. In de procedure is het standpunt ingenomen dat geen informatie mag worden opgevraagd over de periode buiten de reguliere navorderingstermijn van vijf jaar. Informatie mag alleen worden verzocht voor het vaststellen van de heffing en niet voor de beoordeling of een navorderingsbevoegdheid aanwezig is.

De Hoge Raad gaat daar evenals A-G IJzerman niet in mee. Het oordeel van de Hoge Raad komt erop neer dat artikel 47 AWR aan de Inspecteur ook de bevoegdheid verleent om informatie van de belastingplichtige te vragen die van belang is om te kunnen vaststellen of de bevoegdheid tot navordering bestaat. De informatiebeschikking blijft hierdoor voor de jaren 2004 tot en met 2011 in stand.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2004-2011
Instantie
HR
Datum instantie
17 april 2020
Rolnummer
19/02021
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:696
Auteur(s)
mr. A.J.C. Perdaems
Hertoghs advocaten
NLF-nummer
NLF 2020/1003
Aflevering
30 april 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB3217
bwbr0002320&artikel=47,bwbr0002320&artikel=47&lid=1,bwbr0002320&artikel=47,bwbr0002320&artikel=52a,bwbr0002320&artikel=52a

Naar de bovenkant van de pagina