Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Eind 1993 stelt een in Nederland gevestigde BV ten behoeve van haar moedermaatschappij een dividend vast van fl. 9 miljoen waarvan zij fl. 5,5 rentedragend schuldig blijft. Op 1 februari 1994 vestigt de moeder zich op de Nederlandse Antillen waar de rente op de aldus gecreëerde schuld met 3 procent belast is. Het Hof stelt vast dat de dochter met deze handelwijze geen enkel zakelijk doel heeft gediend en deze alleen heeft toegepast met het oog op het bereiken van belastingbesparing.
Met de inspecteur heeft het Hof met aanwending van de fraus legis-leer de rente die de BV die na de verplaatsing van haar vestigingsplaats aan de moeder verschuldigd is geworden niet in aftrek toegelaten.
Met A-G Wattel oordeelt de Hoge Raad dat deze beslissing in overeenstemming is met de BRK. Deze bevat geen regels die terzake van de desbetreffende transactie bewerkstelligen dat de wijze waarop de ene partij door het land van vestiging in de belastingheffing wordt betrokken het spiegelbeeld vormt van de fiscale behandeling van de andere partij in diens land. Ook staat artikel 73 B (thans 56) lid 1 van het EG-verdrag inzake het vrije kapitaalverkeer niet aan het weigeren van de renteaftrek in de weg. Dat artikel verbiedt blijkens de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie namelijk de bestrijding van transacties met het karakter van ontduiking van de nationale belastingwet niet. Daarover denkt de A-G enigszins anders.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
1994
Instantie
HR
Datum instantie
23 januari 2004
Rolnummer
38.258
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AI0739
ECLI:NL:PHR:2004:AI0739

Naar de bovenkant van de pagina