Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft in 2013 op aangifte een bedrag van € 688 aan BPM voldaan voor een uit Duitsland afkomstige gebruikte personenauto (aankoopwaarde € 18.755). De auto is op 20 januari 2011 in Duitsland voor het eerst toegelaten tot de openbare weg. De auto vertoonde ten tijde van de voldoening op aangifte aan de voorzijde ernstige schade. X heeft de verschuldigde BPM berekend aan de hand van de X-RAY koerslijst (€ 38.300) en deze waarde verminderd met een schadebedrag van € 35.217, daarmee uitkomend op een bedrag van € 3.083 als inkoopwaarde.

De Inspecteur is aan de hand van een taxatierapport uitgegaan van een inkoopwaarde van € 20.000 en heeft aan X een naheffingsaanslag BPM opgelegd.

Hof Amsterdam heeft – in navolging van Rechtbank Noord-Holland – geoordeeld dat noch de door X verdedigde noch de door de Inspecteur verdedigde inkoopwaarde van de auto bruikbaar is voor het bepalen van de afschrijving van de auto. De Rechtbank heeft daarom terecht, aldus het Hof, de inkoopwaarde van de auto in goede justitie vastgesteld op € 18.000.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld. Hij betoogt dat het Hof de door hem verdedigde handelsinkoopwaarde van de auto niet mocht verwerpen.

De Hoge Raad oordeelt dat X – anders dan het Hof heeft beslist – met het oog op het bepalen van de afschrijving van een auto die ernstig beschadigd is, de inkoopwaarde daarvan heeft mogen vaststellen door op de uit de koerslijst blijkende handelsinkoopwaarde van een referentievoertuig zonder schade de – tussen partijen niet in geschil zijnde – geraamde waardevermindering als gevolg van de schade van de auto in mindering te brengen. De omstandigheid dat dit leidt tot een hoger afschrijvingspercentage dan het afschrijvingspercentage dat voortvloeit uit toepassing van de in artikel 8, lid 5, Uitv.reg. BPM opgenomen tabel of uit de prijs waarvoor het motorvoertuig is aangekocht, doet daaraan niet af. De oordelen van het Hof geven in zoverre blijk van een onjuiste rechtsopvatting, aldus de Hoge Raad.

Het cassatieberoep wordt gegrond verklaard.

Het taxatie-arrest

Het onderhavige arrest vormt het sluitstuk van een langdurige discussie over de methode waarop een beschadigde auto in het kader van de BPM moet worden getaxeerd. Voordat ik het taxatie-arrest bespreek, besteed ik eerst aandacht aan de geschiedenis van de taxatiemethode en het ontstaan van de discussie.

Geschiedenis van de BPM-taxatiemethode

De verschuldigde BPM voor een gebruikte auto daalt evenredig met de afschrijving ervan. Het vaststellen van die afschrijving kon vroeger enkel met gebruikmaking van de forfaitaire afschrijvingstabel. Dat veranderde door het arrest van de Hoge Raad van 2 maart 2012. Op grond van dit arrest werd het mogelijk aan te sluiten bij de werkelijke waarde van een auto, in plaats van de fictieve waarde volgens de forfaitaire afschrijvingstabel. Het arrest neemt hierbij als uitgangspunt de waarde volgens een koerslijst met richtprijzen, zoals die bij inkoop van gebruikte auto’s in de handel plegen te worden gehanteerd. Als in een koerslijst geen rekening wordt gehouden met bijzondere omstandigheden die een correctie op de koerslijstwaarde rechtvaardigen, zoals bijvoorbeeld schade, dan dient de belastingplichtige de gelegenheid te hebben de koerslijstwaarde te verminderen.

Metadata

Rubriek(en)
Autobelastingen
Belastingtijdvak
2013
Instantie
HR
Datum instantie
10 november 2017
Rolnummer
16/05289
ECLI
ECLI:NL:HR:2017:2822
Auteur(s)
Sacha Bothof
123BPM.NL
NLF-nummer
NLF 2017/2730
Aflevering
23 november 2017
Judoreg
NFB963
bwbr0005806&artikel=10,bwbr0005813,bwbr-vweu &&artikel=110

Naar de bovenkant van de pagina