Direct naar content gaan

Samenvatting

De Hoge Raad heeft zijn aloude leer over de afschrijving op vastgoed bevestigd. Die leer komt er voor de jaarwinstberekening op neer dat zo’n goed samen met de ondergrond één bedrijfsmiddel vormt, dat voor fiscale doeleinden niet mag worden gesplitst in grond waarop niet en opstal waarop wel mag worden afgeschreven. Het afschrijvingspotentieel wordt gevormd door de kostprijs min de restwaarde zoals die in de kostprijs aanwezig is. Bij de vaststelling van de restwaarde mag nog geen rekening gehouden worden met de te verwachten latere waardeontwikkeling van de restwaarde en met name van de grond. Indien na verloop van tijd de grondwaarde stijgt mag daarmee uitsluitend rekening gehouden worden als die aanmerkelijk en blijvend is. Dat laatste leidt uitzondering als na ommekomst van het gebruik van de opstal ter plaatse een vervangende opstal gesticht wordt. De zogenoemde progressieve afschrijving: laag beginnen en geleidelijke verhoging aan de hand van de huurontwikkeling is toegestaan, maar niet verplicht. Of voor beleggingspanden de objectieve levensduur geldt dan wel de subjectieve (de tijd waarin het vastgoed door de belegger in eigendom zal worden gehouden) blijft open omdat de afschrijving in beide gevallen even hoog is. Conform A-G Wattel.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
1999
Instantie
HR
Datum instantie
10 augustus 2007
Rolnummer
41.283
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:AU3996
ECLI:NL:PHR:2007:AU3996
bwbr0011353&artikel=3.30&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina