Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze zaak oordeelt de Hoge Raad dat op de voet van het bepaalde in artikel 15aj, lid 4, Wet Vpb, een op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan het ontvoegingstijdstip bij de fiscale eenheid aanwezige herinvesteringsreserve wordt toegedeeld aan de maatschappij die het vermogensbestanddeel heeft vervreemd ter zake waarvan de reserve is gevormd.
Ten aanzien van deze maatschappij moet beoordeeld worden of het uiteindelijke belang in haar in belangrijke mate is gewijzigd, en zo ja, of bij haar ook overigens is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 15e Wet Vpb.
Indien, aldus beoordeeld, het bepaalde in artikel 15e Wet Vpb toepassing dient te vinden, wordt de herinvesteringsreserve direct voorafgaand aan de belangwijziging en daarmee ook direct voorafgaand aan de ontvoeging van de desbetreffende maatschappij uit de fiscale eenheid toegevoegd aan ‘de winst’, zijnde de winst van de fiscale eenheid, aldus de Hoge Raad.
De zaak is verwezen naar Hof Den Haag voor de door Hof Amsterdam onbehandeld gelaten stelling van de inspecteur dat er geen sprake is van een bedrijfsmiddel maar van voorraad alsmede om te beoordelen of er sprake is van fraus legis.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2005
Instantie
HR
Datum instantie
23 mei 2014
Rolnummer
13/02325
ECLI
ECLI:NL:HR:2014:1190
bwbr0002672&artikel=12a&lid=1,bwbr0002672&artikel=15aj&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina