Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft over 2016 vier kwartaalaangiften omzetbelasting ingediend. Bij die aangiften is X ervan uitgegaan dat door haar verrichte werkzaamheden op het gebied van bedrijfsmaatschappelijk werk zijn vrijgesteld van de heffing van omzetbelasting op grond artikel 11, lid 1, onderdeel f, Wet OB 1968.

De Inspecteur heeft omzetbelasting nageheven. Hij stelt dat de vrijstelling niet van toepassing is.

X heeft beroep en hoger beroep ingesteld.

Tussen partijen staat vast dat de door de (enige) werknemer (tevens dga) van X feitelijk verrichte werkzaamheden, bedrijfsmaatschappelijke werkzaamheden zijn zoals bedoeld in artikel 11, lid 1, aanhef en onderdeel f, Wet OB 1968. In geschil is of X personeel ter beschikking stelt dan wel bedrijfsmaatschappelijke werkzaamheden verricht.

Op basis van de door X overgelegde overeenkomst met haar opdrachtgever en hetgeen X onweersproken heeft gesteld ten aanzien van de feitelijke uitvoering van de overeenkomst, oordeelt Hof Den Haag dat X bedrijfsmaatschappelijke werkzaamheden verricht.

De naheffingsaanslag wordt vernietigd.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
4 maart 2019
Rolnummer
18/00767
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2019:548
NLF-nummer
NLF 2019/0683
Aflevering
21 maart 2019
bwbr0002629&artikel=11&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina