Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Aan een BV is, nadat de aangifte niet tijdig was gedaan, op 30 juni 1999 ambtshalve een aanslag Vpb 1997 opgelegd naar een belastbaar bedrag van fl. 100.000. Het aangiftebiljet was echter, zonder dat de aanslagregelende ambtenaar daarvan kennis droeg, op 17 juni 1999 bij de Belastingdienst binnengekomen. Het vermeldde een verlies van fl. 13.071.718. De inspecteur heeft die aangifte als een bezwaarschrift aangemerkt. Bij uitspraak van 22 april 2003 heeft hij het bezwaar afgewezen. Het Hof vernietigde de aanslag maar verklaarde de BV niet-ontvankelijk voor zover het beroep betrekking had op het vaststellen van het verlies over 1997. Die niet-ontvankelijkverklaring casseert de Hoge Raad. Artikel 20a, lid 1 Vpb bepaalt in de tekst van 1997 dat de inspecteur het verlies over een jaar vaststelt bij een voor beroep vatbare beschikking, gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag over dat jaar. In een geval waarin de inspecteur een aanslag oplegt naar een positief bedrag, ligt daarin besloten de beschikking dat het verlies over dat jaar nihil bedraagt. Wordt tegen een dergelijke aanslag bezwaar gemaakt en wordt die aanslag gehandhaafd of op een lager positief bedrag vastgesteld, dan ligt in die uitspraak besloten om de in de aanslag besloten liggende beschikking inzake het verlies te handhaven. Dat houdt in dat de belastingplichtige ook in beroep nog kan aanvoeren dat het verlies op een ander bedrag moet worden vastgesteld. De zaak is verwezen.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Inkomstenbelasting
Instantie
HR
Datum instantie
16 december 2005
Rolnummer
41.587
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AU8169
bwbr0011353&artikel=3.76&lid=6

Naar de bovenkant van de pagina