Direct naar content gaan

Samenvatting

Aan X BV is in 1991 een OB-nummer toegekend. Voor een deel van dat jaar ontving zij aangiftebiljetten OB. Zij heeft met enige van die biljetten nihilaangiften gedaan en andere biljetten oningevuld terug gezonden. Vanaf 1992 heeft zij geen aangiftebiljetten meer ontvangen. Bij brieven van 1 juni 1992 en 8 oktober 1992 heeft zij tevergeefs verzocht haar weer aangiftebiljetten toe te zenden. Zij heeft geen OB afgedragen, maar wel vanaf 1991 de verschuldigd geworden OB jaarlijks op haar Vpb-balans gepassiveerd. Bij naheffingsaanslag is haar vervolgens over de periode 1 januari 1991 tot en met 31 januari 1993 fl. 1.574.130 OB in rekening gebracht. Tevens is van haar fl. 320.144 heffingsrente gevorderd. Het Arnhemse hof had de heffingsrente echter beperkt tot de OB, die was nagevorderd over de periode tot en met 30 juni 1992 met als einddatum 28 juni 1995. De Hoge Raad wijst de klachten van X BV tegen deze uitspraak af. X BV moet uit eigen beweging de OB afdragen. Als voldoening uit eigen beweging niet mogelijk is om bij de belastingdienst gelegen redenen of door de belastingdienst niet wordt gewenst, brengt het zorgvuldigheidsbeginsel mee dat geen heffingsrente in rekening kan worden gebracht. Voorts kunnen onder omstandigheden ook het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel tot het achterwege laten of beperken van heffingsrente nopen. Die gevallen doen zich hier echter niet voor. Toch wordt de uitspraak gecasseerd, omdat uit de stukken niet valt af te leiden hoe hoog de nageheven OB over de periode tot 30 juni 1992 is geweest.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
1991-1993
Instantie
HR
Datum instantie
28 maart 2001
Rolnummer
35.968
ECLI
ECLI:NL:HR:2001:AB0764
bwbr0002320&artikel=30f&lid=1,bwbr0002320&artikel=30h&lid=1,bwbr0002320&artikel=30ha&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina