Direct naar content gaan

Samenvatting

Een buiten iedere gemeenschap van goederen gehuwde man heeft de gemengde levensverzekering die hij met zijn BV is overeengekomen in 2001 (gedeeltelijk) afgekocht. Voor het Hof was in geschil of de waardeaangroei in 2001 van de levensverzekering als resultaat uit overige werkzaamheden (terbeschikkingstelling) geheel moet worden toegerekend aan de man (volgens de polis de verzekeringnemer voor de uitkering bij leven), dan wel - voor de helft - aan zijn echtgenote (volgens de polis de verzekeringnemer voor de uitkering bij vooroverlijden van de man).
Het Hof heeft geoordeeld dat de echtgenote ter zake van de levensverzekering geen resultaat uit overige werkzaamheden geniet, en dat de waardeaangroei aan de man dient te worden toegerekend. De man heeft tegen dit oordeel cassatieberoep ingesteld.
Volgens de Hoge Raad heeft het Hof terecht geconcludeerd dat de echtgenote van de man niet het bestuur had over het zogenoemde spaardeel van de polis en daarmee - impliciet - dat zij niet de zogenoemde spaarpremie ter beschikking heeft gesteld. Het oordeel van het Hof dat ten aanzien van het overlijdensrisicogedeelte van de premie (risicopremie), geen sprake is van het ter beschikking stellen van vermogen aan de vennootschap omdat dit deel van de premie niet gespaard is door de verzekeraar, acht de Hoge Raad onjuist. De klacht tegen dit oordeel is in zoverre gegrond dat ter zake van de gehele voor de levensverzekering betaalde premie sprake is van ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen. De klacht kan echter niet tot cassatie leiden omdat in het oordeel van het Hof dat de door de echtgenote ter beschikking gestelde risicopremie door de BV niet is gespaard, het oordeel besloten ligt dat de in geding zijnde waardeaangroei niet is toe te rekenen aan die terbeschikkingstelling. Dit oordeel is juist en niet onbegrijpelijk. De Hoge Raad verwerpt ook alle overige klachten van de man en verklaart het cassatieberoep ongegrond. Conform A-G Niessen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Instantie
HR
Datum instantie
18 december 2009
Rolnummer
08/02994
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BI3719
ECLI:NL:PHR:2009:BI3719
bwbr0011353&artikel=2.1,bwbr0011353&artikel=2.17&lid=5

Naar de bovenkant van de pagina