Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Deze procedure gaat over een specifieke Unierechtelijke accijnsvrijstelling (artikel 14, lid 1, onderdeel c, Richtlijn Energiebelastingen) waarbij de commerciële vaart op de wateren van de Unie wordt vrijgesteld van accijns op brandstof.

Vakarų, een in Litouwen gevestigde scheepsbouwer, heeft een schip met een bepaalde hoeveelheid brandstof verkocht. Na de oplevering heeft de klant het schip zonder vracht vanuit Litouwen naar de haven van Stralsund (Duitsland) laten varen, waar de eerste commerciële vracht is ingeladen, die vervolgens naar de haven van Santander (Spanje) is vervoerd. Vakarų heeft verzocht om terugbetaling van de accijnzen op de brandstof die in de tanks van het in het geding zijnde schip is gepompt en door de klant buiten het Litouwse grondgebied is uitgevoerd. De teruggaaf is geweigerd. Reden hiervoor is dat Vakarų de registratieformulieren niet naar behoren zou hebben ingevuld. Bovendien beschikte Vakarų niet over de benodigde nationaalrechtelijke vergunningen om brandstof belastingvrij te kunnen leveren.

De hoogste bestuursrechter in Litouwen heeft over deze kwestie prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ.

Het HvJ oordeelt dat bovenvermelde vrijstelling van toepassing is op de brandstof die wordt gebruikt om een schip zonder lading te laten varen van een haven in een lidstaat – in casu de lidstaat waar dit schip is gebouwd – naar een haven in een andere lidstaat om daar goederen in te laden die vervolgens moeten worden vervoerd naar een haven in een derde lidstaat. Het evenredigheidsbeginsel verzet zich ertegen dat de vrijstelling niet wordt toegepast wanneer de bevoorrading van een schip met energieproducten heeft plaatsgevonden zonder dat is voldaan aan formele vereisten, ook al zijn alle materiële toepassingsvoorwaarden vervuld.

Contrair Conclusie A-G Kokott.

De onderhavige zaak gaat over de reikwijdte en toepassing van een accijnsvrijstelling voor energieproducten die zijn geleverd om te worden gebruikt als brandstof voor commerciële vaart in communautaire wateren (en dus niet voor gebruik aan boord van particuliere pleziervaartuigen), meer specifiek de accijnsvrijstelling van artikel 14, lid 1, onderdeel c, Richtlijn Energiebelastingen.

De situatie betreft een Litouwse onderneming (hierna: belanghebbende) die in Litouwen een schip heeft gebouwd en dit schip vervolgens in Litouwen heeft overgedragen aan zijn Estse opdrachtgever. Bij de overdracht bevatte het schip veraccijnsde brandstof in de brandstoftank. De Estse onderneming vaart het schip vervolgens zonder vracht naar Duitsland, met het doel het schip daar met commerciële vracht te beladen.

Metadata

Rubriek(en)
Accijnzen
Belastingtijdvak
2013
Instantie
HvJ
Datum instantie
12 juli 2017
Rolnummer
C‑151/16
ECLI
ECLI:EU:C:2017:537
Auteur(s)
Raoul Ramautarsing
Deloitte
NLF-nummer
NLF 2017/1936
Aflevering
17 augustus 2017
Judoreg
NFB656

Naar de bovenkant van de pagina