Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) is de moedermaatschappij van een concern (fiscale eenheid) en heeft in 2010 een verlies geleden van € 2.102.550. Sommige onderdelen van de fiscale eenheid leden verlies, terwijl andere onderdelen winst maakten. In 2014 heeft binnen het concern een herstructurering plaatsgevonden. Tevens is A (bv) opgericht, die vervolgens is gevoegd in de fiscale eenheid.

Bij Rechtbank Gelderland is in geschil of het voorvoegingsverlies van X uit 2010 kan worden verrekend met de winsten behaald door A in de jaren 2015 en 2016. Daarbij is tevens in geschil of sprake is van fraus legis.

De Rechtbank beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend.

Voor wat betreft de eerste vraag overweegt de Rechtbank dat X heeft voldaan aan de vereisten zoals geformuleerd in artikel 14b, 15ae en 15af Wet VpB 1969 en artikel 5 en 18 Besluit FE 2003. De Rechtbank verwerpt daarmee de stelling van de Inspecteur dat een grammaticale uitleg en toepassing van de vigerende artikelen zou leiden tot ongerijmdheden met de bedoeling van de wetgever, op grond waarvan een grammaticale toepassing van de diverse artikelen achterwege zou moeten blijven. Elk van de wettelijke bepalingen kent haar eigen achtergrond en ratio. De omstandigheid dat de uitkomst van de toepassing van het samenstel van die bepalingen bij een grammaticale uitleg op gespannen voet staat met doel en strekking van een of meer van die bepalingen als zij op zichzelf worden beschouwd, zoals aangevoerd door de Inspecteur, kan niet rechtvaardigen dat aan dit samenstel van bepalingen een andere uitleg wordt gegeven (vgl. HR 11 juni 2021, 20/00239, ECLI:NL:HR:2021:884). De bepalingen zijn zodanig uitvoerig, gedetailleerd en onvoorwaardelijk geformuleerd, dat X zich, mede in het kader van de rechtszekerheid, met recht kan beroepen op een grammaticale uitleg van de artikelen.

De Rechtbank oordeelt voorts dat er geen sprake is van fraus legis.

Voor wat betreft de vraag of verplicht op goodwill moet worden afgeschreven, hanteert de Inspecteur naar het oordeel van de Rechtbank een onjuiste rechtsopvatting. Het is in overeenstemming met goed koopmansgebruik om afschrijving van goodwill achterwege te laten zolang ten opzichte van de aankoopprijs geen waardedaling heeft plaatsgevonden. De belastbare winsten voor 2015 en 2016 worden door de Rechtbank overeenkomstig de ingediende aangiften vennootschapsbelasting vastgesteld.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2015 en 2016
Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum instantie
13 juni 2021
Rolnummer
19/6602; 19/6603
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2021:2972
NLF-nummer
NLF 2021/1646
Aflevering
26 augustus 2021
Judoreg
NFB4510
bwbr0002672&artikel=14b,bwbr0002672&artikel=14b,bwbr0002672&artikel=15ae,bwbr0002672&artikel=15ae,bwbr0002672&artikel=15ah,bwbr0002672&artikel=15ah,bwbr0014483&artikel=5&lid=4,bwbr0014483&artikel=5&lid=4,bwbr0014483&artikel=18,bwbr0014483&artikel=18

Naar de bovenkant van de pagina