Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is door de 72 bij haar aangesloten Japanse pensioenfondsen opgericht naar Japans recht en is in Japan gevestigd. Zij is een ‘public interest corporation’.

X heeft voor de jaren 2010 en 2011 verzocht om teruggaaf van dividendbelasting die is ingehouden op dividenden die zijn uitgekeerd op aandelen in Nederlandse vennootschappen. De Inspecteur heeft deze verzoeken afgewezen.

Voor Hof Den Bosch was in geschil of de vrijheid van kapitaalverkeer van artikel 63 VWEU met zich brengt dat X in aanmerking komt voor teruggaaf van dividendbelasting ter zake van de door haar in 2010 en 2011 ontvangen dividenden.

Het Hof heeft die vraag ontkennend beantwoord. Het Hof heeft tot uitgangspunt genomen dat voor de vraag of sprake is van strijd met de vrijheid van kapitaalverkeer moet worden vastgesteld of de situatie van X vergelijkbaar is met die van een niet aan de Nederlandse vennootschapsbelasting onderworpen rechtspersoon als bedoeld in artikel 10, lid 1, Wet DB 1965 (tekst tot en met 2011).

Naar het oordeel van het Hof eist artikel 10, lid 1, Wet DB 1965 voor teruggaaf dat een rechtspersoon uiteindelijk gerechtigde is tot de opbrengsten waarop de dividendbelasting is ingehouden. Daarbij rust de bewijslast op X, aldus het Hof. Het heeft vervolgens geoordeeld dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de uiteindelijk gerechtigde is tot de dividenden waarop de teruggevraagde dividendbelasting betrekking heeft.

Op het cassatieberoep van X oordeelt de Hoge Raad dat indien de verzoeker de gerechtigde tot de opbrengst is, de vraag aan de orde kan komen of hij al of niet de uiteindelijk gerechtigde tot die opbrengst is. Bij wijze van uitzondering geldt namelijk op grond van de vierde volzin van artikel 10, lid 1, Wet DB 1965 dat geen teruggaaf wordt verleend voor zover de dividendbelasting is ingehouden op opbrengsten met betrekking waartoe de verzoeker niet de uiteindelijk gerechtigde is. Gelet op het uitzonderingskarakter van deze volzin en de geschiedenis van de totstandkoming daarvan heeft de Inspecteur de stelplicht en de bewijslast met betrekking tot feiten die meebrengen dat de verzoeker niet de uiteindelijk gerechtigde is. Het oordeel van het Hof geeft derhalve blijk van een onjuiste opvatting omtrent de bewijslastverdeling. De zaak is verwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden.

Inperking van discussie

De procedure ter verkrijging van een teruggaaf van dividendbelasting die ten laste van een Japans pensioenfonds is ingehouden heeft zich behoorlijk ontwikkeld. Een paar jaar geleden oordeelde de Rechtbank een gedeelte van de teruggaafverzoeken (terecht) nog niet-ontvankelijk. In een aantal andere kwesties oordeelde de Rechtbank dat geen sprake was van vergelijkbaarheid met een Nederlands pensioenfonds, omdat het vrijwillige pensioenverzekeringen betrof. Dit oordeel van de Rechtbank is door het Hof ook bevestigd.

Vergelijkbaarheid

Metadata

Rubriek(en)
Dividendbelasting
Belastingtijdvak
2010-2011
Instantie
HR
Datum instantie
18 oktober 2019
Rolnummer
18/03614
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:1610
Auteur(s)
mr. dr. J.J.A.M. Korving
Deloitte / Maastricht University
NLF-nummer
NLF 2019/2530
Aflevering
21 november 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2872
bwbr0002515&artikel=4a&lid=1,bwbr0002515&artikel=10,bwbr0002515&artikel=10&lid=1,bwbr0002515&artikel=10&lid=2,bwbr0002515&artikel=10,bwbr0002515&artikel=10a&lid=2,bwbr0002515&artikel=10a&lid=3,bwbr0002672&artikel=25&lid=2,bwbv0001506&artikel=63,bwbv0001506&artikel=63

Naar de bovenkant van de pagina