Internationaal / het loon van een in Nederland wonende directional drilling supervisor die in 1995 en 1996 onder meer respectievelijk 34 dagen en 20 dagen in Denemarken heeft gewerkt en in 1999 13 dagen in Duitsland bij concernvennoootschappen, is in die landen belast als hij onder het gezag van die vennootschappen heeft gewerkt en zijn loon ten laste van die vennootschappen is gekomen

Samenvatting

Een directional drilling supervisor woont in Nederland en is in de jaren 1995, 1996 en 1999 in dienstbetrekking bij een Nederlandse dochter van een in olieboringen gespecialiseerde Amerikaanse International. De supervisor is in 1995 en 1996 gedurende respectievelijk 34 dagen en 20 dagen op uitzendbasis werkzaam geweest in Denemarken voor een Deense tot het concern behorende vennootschap en in 1999 gedurende 13 dagen in Duitsland voor een Duitse tot het concern behorende vennootschap. Steeds veel korter dan 183 dagen. In die perioden is zijn loon door de Nederlandse dochtermaatschappij doorbetaald en aan de hand van een globale regeling op de buitenlandse vennootschappen verhaald. Ondanks het feit dat Denemarken het loon over de in Denmerken gewerkte perioden heeft belast vinden de inspecteur en het Hof dat alleen Nederland heffingsbevoegd was. Het Hof gebruikte als argumenten dat alleen de Nederlandse dochter (1) wederpartij bij de arbeidsovereenkomst was, (2) tot ontslag gerechtigd was en (3) loon had betaald en bovendien (4) het loon niet precies was doorbelast aan de Deense vennootschap. Aan de omstandigheden dat de Deense vennootschap het werkgeversgezag en toezicht over de supervisor had uitgeoefend en de verantwoordelijkheid voor het resultaat had gedragen had het geen betekenis toegekend. Op basis van een op het uitzenden van werknemers toegespitste bijlage concludeert A-G Wattel tot cassatie. Aan de hand van het materiële begrip werkgever moet nog nagegaan worden of de Deense vennootschap naast het gezag te hebben uitgeoefend over de supervisor ook diens loonkosten ten laste van haar bedrijfsresultaat heeft gebracht.
Het Hof had in een latere uitspraak over de werkzaamheden in 1999 van de supervisor in Duitsland wel geoordeeld dat Duitsland heffingsbevoegd was. Die uitspraak acht hij anders dan de staatssecretaris wel juist.