Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Een man is eigenaar van een woning die bij een verbouwing geschikt is gemaakt voor bewoning door twee gezinnen. Op de eerste verdieping bevindt zich tussen de twee gedeelten van het pand een deur die niet is voorzien van een slot en ook niet anderszins afsluitbaar is.
Het Hof heeft geoordeeld dat de twee gedeelten van het pand moeten worden aangemerkt als afzonderlijke onroerende zaken in de zin van artikel 16 Wet WOZ. Het heeft daartoe onder meer geoordeeld dat deze gedeelten redelijk afsluitbaar zijn omdat de tussendeur op eenvoudige wijze afsluitbaar is te maken.
De eigenaar heeft tegen dit oordeel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verklaart dit gegrond.
Anders dan het Hof heeft geoordeeld, brengt de enkele omstandigheid dat een gedeelte van een gebouwd eigendom op relatief eenvoudige wijze afsluitbaar gemaakt zou kunnen worden, niet mee dat dit gedeelte afsluitbaar is. Bepalend is de toestand waarin het gebouwd eigendom in feite verkeert. In casu leidt de aanwezigheid van de - niet afsluitbare - tussendeur ertoe dat de twee gedeelten van het onderhavige gebouwd eigendom niet voldoen aan de eis dat zij blijkens hun indeling zijn bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt. Hieraan doet niet af dat voor de tussendeur een bankstel was geplaatst omdat dit een omstandigheid is die niet de indeling van het gebouw betreft.
De Hoge Raad concludeert dat de heffingsambtenaar ten onrechte twee beschikkingen heeft vastgesteld met betrekking tot het pand. Deze beschikkingen kunnen niet in stand blijven. De heffingsambtenaar kan voor het juist afgebakende object een nieuwe waardebeschikking geven, aldus de Hoge Raad.

Metadata

Belastingtijdvak
2007
Instantie
HR
Datum instantie
4 juni 2010
Rolnummer
09.04225
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BM6698
bwbid=bwbr0&artikel=16

Naar de bovenkant van de pagina