Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft in 2016 auto’s ingevoerd die eerder in Tsjechië (eveneens in 2016) op kenteken zijn gesteld. Bij de keuring door de RDW is vastgesteld dat de auto’s een kilometerstand hadden van respectievelijk 6, 7 en 9 km. Anders dan X, is de Inspecteur voor de heffing van de BPM van mening dat er sprake is van nieuwe auto’s. Dit betekent dat er geen mogelijkheid is om een vermindering van BPM toe te passen die is gebaseerd op artikel 10 Wet BPM. Rechtbank Gelderland heeft geoordeeld dat de auto’s niet als nieuw kunnen worden aangemerkt en heeft de opgelegde naheffingsaanslag vernietigd. De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. X heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

Bij tussenuitspraak van 7 april 2020 heeft Hof Arnhem-Leeuwarden de gemachtigde van X, te weten A, in deze procedure geweigerd op de voet van artikel 8:25 Awb. De nieuwe gemachtigde heeft een wrakingsverzoek ingediend, maar dit is afgewezen. Het Hof bevestigt de tussenuitspraak voor zover deze ziet op de weigering van gemachtigde A.

Het Hof oordeelt dat de auto’s niet of nauwelijks eerder op de weg in gebruik zijn geweest zodat deze als nieuwe personenauto’s in de zin van de Wet BPM moeten worden aangemerkt. Voor een afschrijving bestaat dan geen grond. Het gelijk is aan de Inspecteur. Het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel is volgens het Hof niet geschonden. Een eventuele schending leidt voorts niet tot vernietiging van de naheffingsaanslagen, omdat de argumenten die X had kunnen inbrengen nimmer tot een afschrijving hadden kunnen leiden.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Autobelastingen
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
1 maart 2021
Rolnummer
18/00613; 18/00614; 18/00615
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:1888
NLF-nummer
NLF 2021/0641
Aflevering
25 maart 2021
bwbr0005537&artikel=8:25,bwbr0005537&artikel=8:25,bwbr0005806&artikel=10,bwbr0005806&artikel=10

Naar de bovenkant van de pagina