Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Op 1 juli 1994 is de woonplaats van de Pensioen-BV van een dga naar de Nederlandse Antillen verplaatst. Daarvan heeft zij de inspecteur in kennis gesteld. Op 28 december 1994 gaven de dga en zijn echtgenote hun pensioenaanspraken prijs. De inspecteur heeft vervolgens met een navorderingsaanslag de daaruit voortvloeiende boekwinst belast. Het Hof heeft de navordering uiteindelijk beperkt tot 90% van de vrijvalwinst. Op 1 juli 1994 was de kans dat dga en zijn vrouw afstand zouden doen van hun pensioenrechten namelijk 90%. Die kans rekende het Hof nog tot de winst die voor 1 juli 1994 moet worden afgerekend. De Hoge Raad gaat precies na hoe het met de aanslagregeling is gegaan. De BV had volgens haar balans per 31 december 1993 een eigen vermogen van fl. 36.906. Op die balans was de pensioenvoorziening opgenomen voor fl. 600.000. Voor 1994 heeft de BV een winst aangegeven van negatief fl. 4.699, die betrekking heeft op de periode tot en met 30 juni 1994. Op de bij die aangifte gevoegde balans staan de pensioenverplichtingen vermeld voor fl. 612.000. De primitieve aanslag is conform de aangifte geregeld bij een aanslag gedagtekend 31 augustus 1996. In zijn aangiften VB had de dga in het vermogen 1994 de aandelen Pensioen BV nog voor fl. 37.000 opgenomen, maar in het vermogen 1995 voor fl. 651.043. Omdat de dga voor die aandelen aanspraak had gemaakt op de ondernemingsvrijstelling is daarover ten behoeve van de vaststelling van de aanslag VB 1995 zelfs gecorrespondeerd. Ook de aanslag VB 1995 draagt als datum 31 augustus 1996. De navorderingsaanslag Vpb is opgelegd toen de inspecteur in 1999 bekend werd met het prijsgeven van de pensioenaanspraken. De dga had gesteld dat de inspecteur ten tijde van het opleggen van de primitieve aanslag Vpb 1994 van dat prijsgeven op de hoogte was geweest of redelijkerwijs op de hoogte had moeten zijn.
Het Hof had echter beslissend geoordeeld dat de inspecteur die de aanslag Vpb had opgelegd daarvan niet op de hoogte was geweest. Dat vindt de Hoge Raad echter niet beslissend. In het kader van de geïntegreerde belastingheffing moeten de ambtenaren elkaar van belangrijke feiten op de hoogte stellen. De Hoge Raad casseert de uitspraak ook omdat het Hof geen belang gehecht had aan de stelling van de dga dat bij hem ten tijde van de emigratie nog niet het voornemen had bestaan van zijn pensioenaanspraken afstand te doen. Niet valt volgens de Hoge Raad in te zien waarom daaraan geen betekenis toekomt op het moment van emigratie van de BV.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
1994
Instantie
HR
Datum instantie
8 april 2005
Rolnummer
39.202
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AT3405

Naar de bovenkant van de pagina