Direct naar content gaan

Samenvatting

De Inspecteur heeft het verzoek van X (belanghebbende) om herziening van de beschikking belastingrente bij de voor het jaar 2016 opgelegde voorlopige aanslag vpb afgewezen. Daarbij is over de periode van 1 juli 2017 tot en met 3 november 2018 € 1.553 aan belastingrente in rekening gebracht. X heeft beroep ingesteld.

Zij stelt in de eerste plaats dat de belastingrente berekend dient te worden over de periode 25 maart 2018 tot en met 3 november 2018, omdat rekening gehouden moet worden met de periode waarin het geld op de rekening van de Belastingdienst stond. X wijst er in dit verband op dat de Belastingdienst tot 24 maart 2018 de beschikking heeft gehad over het op de eerste voorlopige aanslag vpb betaalde bedrag en acht het berekenen van belastingrente tot die datum in strijd met doel en strekking van de regeling.

Rechtbank Den Haag verwerpt deze stelling. Zowel de periode waarover de belastingrente is berekend als het percentage volgen rechtstreeks uit de wet. Redelijkheid en billijkheid of doel en strekking van de wettelijke regeling kunnen er niet toe leiden dat de wettelijke bepalingen omtrent het in rekening brengen van belastingrente buiten toepassing blijven.

Ook het standpunt van X dat sprake is van schending van artikel 1 EP wordt verworpen.

De Inspecteur heeft niet gehandeld in strijd met voor hem geldende beleidsregels en het is de Rechtbank ook niet gebleken dat hij heeft gehandeld in strijd met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
29 januari 2020
Rolnummer
19/4369
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2020:590
NLF-nummer
NLF 2020/1198
Aflevering
21 mei 2020
bwbr0002320&artikel=30fb,bwbr0002320&artikel=30fb

Naar de bovenkant van de pagina