Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft bezwaar gemaakt tegen de box 3-heffing voor de jaren 2015-2018. De Inspecteur heeft de bezwaren wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard, de bezwaarschriften aangemerkt als verzoeken tot ambtshalve vermindering en die verzoeken afgewezen.

Hof Den Haag heeft geoordeeld dat de box 3-heffing voor alle jaren op stelselniveau in strijd is met het EVRM, maar daaraan geen gevolgen verbonden. Voorts heeft het Hof geoordeeld dat X door de box 3-heffing in deze jaren niet is geconfronteerd met een individuele en buitensporige last.

In cassatie moet de vraag worden beantwoord of het in het Box 3-arrest (HR 24 december 2021, 21/01243, ECLI:NL:HR:2021:1963) bedoelde rechtsherstel ook moet worden geboden aan degene die niet tijdig bezwaar heeft gemaakt, maar wiens bezwaren zijn aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering van een aanslag in de IB/PVV waarbij ter zake van box 3 belasting is geheven.

Bij het beantwoorden van die vraag stelt de Hoge Raad voorop dat het in het arrest van 24 december 2021 gegeven oordeel alleen betrekking heeft op de heffing in box 3 vanaf het jaar 2017.

Voor de jaren 2015 en 2016 handhaaft de Hoge Raad zijn eerdere rechtspraak over box 3. De rechter kan voor de jaren 2015 en 2016 slechts rechtsherstel bieden voor zover aannemelijk is dat de box 3-heffing een individuele en buitensporige last oplevert. Dat is in de onderhavige zaak niet het geval.

Ten aanzien van de jaren 2017 en 2018 volgt de gestelde onjuistheid van de aanslagen uit nieuwe jurisprudentie als bedoeld in artikel 45aa, aanhef en onderdeel b, Uitv.reg. IB 2001. De minister van Financiën heeft na het arrest van 24 december 2021 niet bekend gemaakt dat ten aanzien van onherroepelijk geworden aanslagen kan worden afgeweken van de in dit artikel opgenomen voorwaarde. Het oordeel van het Hof dat aan X terecht geen ambtshalve vermindering van de voor de jaren 2017 en 2018 opgelegde aanslagen IB/PVV is verleend, wordt dus tevergeefs bestreden.

Het oordeel van het Hof inzake de buitensporige last is volgens de Hoge Raad voorts niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Ook in zoverre falen de klachten.

Het cassatieberoep van X wordt ongegrond verklaard.

Conform Conclusie A-G Niessen (jaren 2015 en 2016) (NLF 2022/0450, met noot van Hoogwout).

Anders (aanvullende) Conclusie A-G Niessen (jaren 2017 en 2018) (NLF 2022/0819, met noot van Hoogwout).

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2015-2018
Instantie
HR
Datum instantie
20 mei 2022
Rolnummer
21/04407
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:720
Auteur(s)
mr. A.J.C. Perdaems
Hertoghs advocaten
NLF-nummer
NLF 2022/1095
Aflevering
9 juni 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB5054
bwbr0002320&artikel=25c,bwbr0002320&artikel=25c&lid=1,bwbr0002320&artikel=65&lid=1,bwbr0011353&artikel=5.1,bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=9.6,bwbr0011353&artikel=9.6&lid=2,bwbr0011353&artikel=9.7,bwbr0012031&artikel=45aa,bwbr0047699&artikel=1&lid=2,bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=9.6,bwbr0012031&artikel=45aa

Naar de bovenkant van de pagina