Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In deze BPM-zaak is de gemachtigde van X (bv; belanghebbende) op 19 februari 2018 gehoord over een aantal namens X ingediende bezwaarschriften tegen op aangifte voldane bedragen aan BPM. Als gevolg van onenigheid over andere, ook op deze datum te bespreken bezwaren zijn de onderhavige bezwaren uiteindelijk niet besproken. De Inspecteur heeft bij uitspraak met dagtekening 2 maart 2018 de bezwaren ongegrond verklaard.

Voor Hof Den Haag was in geschil of de Inspecteur de hoorplicht als bedoeld in artikel 7:2 Awb heeft geschonden.

Het Hof heeft overwogen dat de Inspecteur X heeft uitgenodigd voor een hoorgesprek op 19 februari 2018, dat de gemachtigde bij die gelegenheid is verschenen en dat daadwerkelijk een gesprek heeft plaatsgevonden. Volgens het Hof heeft de gemachtigde voldoende gelegenheid gekregen om te worden gehoord. Dat als gevolg van onenigheid over andere, eveneens op deze datum te bespreken bezwaren de onderhavige bezwaren uiteindelijk niet zijn besproken, maakt niet dat geen sprake is geweest van een hoorgesprek. Op deze gronden heeft het Hof geoordeeld dat de Inspecteur heeft voldaan aan de plicht als bedoeld in artikel 7:2 Awb.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad verklaart dit ongegrond. De feiten laten geen andere conclusie toe dan dat de Inspecteur met de gemachtigde heeft afgesproken wanneer en hoe lang hij in de gelegenheid werd gesteld te worden gehoord op bezwaren in specifiek genoemde zaken. Dit hoorgesprek heeft ook plaatsgevonden. Dat de gemachtigde in dat gesprek geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord over de bezwaren in de onderhavige zaken, brengt dan niet mee dat de Inspecteur niet aan zijn uit artikel 7:2 Awb voortvloeiende verplichtingen heeft voldaan. Dat zou anders zijn als de gemachtigde als gevolg van een omstandigheid die voor rekening van de Inspecteur moet blijven, niet gebruik kon maken van de gelegenheid om te worden gehoord. Het enkele feit dat – al dan niet over andere zaken die in het hoorgesprek aan de orde kwamen – onenigheid ontstond tussen de gemachtigde en de Inspecteur, is niet een dergelijke voor rekening van de Inspecteur komende omstandigheid.

Conform Conclusie A-G Wattel (NLF 2020/0905, met noot van Nent).

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2018
Instantie
HR
Datum instantie
5 november 2020
Rolnummer
19/02693
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1728
Auteur(s)
Sara Verkaik
Booij Bikkers Advocaten
NLF-nummer
NLF 2020/2501
Aflevering
19 november 2020
Judoreg
NFB3825
bwbr0005537&artikel=7:2,bwbr0005537&artikel=7:2

Naar de bovenkant van de pagina