Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten(3)
  • Jurisprudentie(34)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In 2007 hebben twee concerns met ieder een enig aandeelhouder die tevens hun topbestuurder is, voor de uitvoering van een bouwproject een samenwerkingsverband in de vorm van een commanditaire vennootschap tot stand gebracht.
Ieder concern heeft daarin een commanditaire vennoot. Beherend vennoot A is een vennootschap van één van de concerns.
In 2009 gaat het bij deze samenwerking betrokken bouwbedrijf van één van de concerns (waartoe A behoort) failliet en slaagt de CV er niet meer in het project af te maken.
Zij laat een aangegeven OB-schuld ad 56.257 euro betrekking hebbend op het vierde kwartaal 2008 onbetaald.
Omdat bij A en haar aandeelhouder kennelijk niets meer te halen is, wordt de dga van het andere concern voor die schuld aansprakelijk gesteld.
De dga stelt dat de Ontvanger het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden omdat hij niet eerst A en haar dga aansprakelijk heeft gesteld.
Hij kreeg echter geen gelijk van Rechtbank Arnhem en Hof Arnhem-Leeuwarden.
Ook de Hoge Raad geeft hem geen gelijk.
Bij een hoofdelijke aansprakelijkstelling is de Ontvanger niet verplicht een bepaalde volgorde in acht te nemen als hij een hoofdelijk aansprakelijke wil aanspreken (vgl. HR 18 oktober 2002, nr. C01/075HR, ECLI:NL:HR:2002:AE5152, NJ 2002,612).

Metadata

Belastingtijdvak
2008
Instantie
HR
Datum instantie
3 oktober 2014
Rolnummer
13/05364
ECLI
ECLI:NL:HR:2014:2875
bwbid=bwbr0&artikel=33,36b&g=2014-01-01

Naar de bovenkant van de pagina