Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X heeft op 12 juni 2015 bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting van 8 juni 2015. De Heffingsambtenaar diende uiterlijk 31 december 2015 te beslissen op het bezwaar. X heeft de Heffingsambtenaar bij brief van 18 januari 2016 in gebreke gesteld. Op 1 juni 2016 heeft X beroep ingesteld wegens uitblijven van een uitspraak op bezwaar.

Rechtbank Rotterdam acht dit onredelijk laat en acht het beroep niet-ontvankelijk.

In hoger beroep is in geschil of de Rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Heffingsambtenaar betwist dat hij de ingebrekestelling heeft ontvangen maar hij maakt dit bij Hof Den Haag niet aannemelijk. Het Hof gaat ervan uit dat de Heffingsambtenaar de brief met de ingebrekestelling op 20 januari 2016 heeft ontvangen. Daarvan uitgaande kon X vanaf 3 februari 2016 beroep instellen tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar (artikel 6:12, lid 2, Awb) en verbeurde de Heffingsambtenaar, eveneens vanaf 3 februari 2016, gedurende ten hoogste 42 dagen een dwangsom voor elke dag dat hij in gebreke was (artikel 4:17, lid 1, Awb). X heeft het beroep pas op 1 juni 2016, dat is circa vier maanden na de dag waarop de mogelijkheid tot het instellen van beroep ontstond, ingesteld. Naar het oordeel van het Hof is dit onredelijk laat. De Rechtbank heeft het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard.

De Hoge Raad heeft op 20-10-2017 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar art 81 Wet RO (rolnummer 17/03646)

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2015
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
12 december 2016
Rolnummer
16/00582
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2017:2173
NLF-nummer
NLF 2017/1928
Aflevering
17 augustus 2017
bwbr0005537&artikel=4:17&lid=1,bwbr0005537&artikel=4:17&lid=1,bwbr0005537&artikel=6:12&lid=2,bwbr0005537&artikel=6:12&lid=2,bwbr0005537&artikel=6:12&lid=4

Naar de bovenkant van de pagina