Direct naar content gaan

Samenvatting

Omdat X (bv; belanghebbende) geen gevolg had gegeven aan de uitnodiging tot het doen van aangifte voor de vennootschapsbelasting voor het jaar 2014, heeft de Inspecteur de aanslag voor dat jaar opgelegd naar een door hem ambtshalve vastgesteld belastbaar bedrag van € 50.000 en bij beschikking een verzuimboete opgelegd.

X heeft tijdig bezwaar gemaakt en verzocht om te worden gehoord. Bij brief van 31 augustus 2016 heeft de Inspecteur X in de gelegenheid gesteld alsnog aangifte voor de vennootschapsbelasting voor het jaar 2014 te doen en het bezwaar tegen de boete te motiveren. Deze brief bevat geen mededelingen naar aanleiding van het verzoek van X om te worden gehoord. X heeft niet gereageerd op deze brief. De Inspecteur heeft bij brief van 29 september 2016 X nogmaals in de gelegenheid gesteld aangifte te doen en het bezwaar tegen de boete te motiveren. In die brief is X ook gewezen op zijn ‘hoorrecht’. X heeft niet gereageerd op deze brief. De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de aanslag en de boetebeschikking gehandhaafd. Daarbij heeft de Inspecteur vermeld dat hij heeft afgezien van het horen van X omdat de bezwaren kennelijk ongegrond zijn.

Voor Hof Arnhem-Leeuwarden was onder meer in geschil of de Inspecteur de hoorplicht van artikel 7:2 Awb heeft geschonden doordat hij X niet heeft uitgenodigd voor een hoorgesprek. Het Hof heeft geoordeeld dat de Inspecteur X voldoende gelegenheid heeft gegeven om te worden gehoord. Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dit gegrond. X heeft in haar bezwaarschrift te kennen gegeven dat zij gehoord wilde worden. In de brief van 29 september 2016 heeft de Inspecteur X verzocht om vóór 14 oktober 2016 te reageren voor het maken van een afspraak. Wanneer de Inspecteur op een dergelijk verzoek geen reactie ontvangt, mag hij daaruit niet afleiden dat de belanghebbende stilzwijgend afstand doet van zijn recht om te worden gehoord (vgl. HR 15 mei 2009, 08/00437, ECLI:NL:HR:2009:BI3751, r.o. 3.3). Het Hof heeft dit miskend. De Inspecteur dient opnieuw op de bezwaren te beslissen met toepassing van artikel 7:2 Awb.

Grondslag afzien van horen

Belanghebbende heeft in haar bezwaarschrift, tegen een door de Inspecteur ambtshalve vastgestelde aanslag en boetebeschikking, te kennen gegeven dat zij gehoord wilde worden. De Inspecteur heeft belanghebbende schriftelijk verzocht om met betrekking tot het ‘hoorrecht’ voor een bepaalde datum contact op te nemen voor het maken van een afspraak. Belanghebbende heeft niet gereageerd op deze brief. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag en de boetebeschikking gehandhaafd. Daarbij heeft de Inspecteur vermeld dat hij heeft afgezien van het horen van belanghebbende omdat de bezwaren kennelijk ongegrond zijn. Later in de procedure draait het om de vraag of de Inspecteur er terecht van uit mocht gaan dat belanghebbende geen behoefte (meer) had aan het hoorgesprek, omdat belanghebbende niet heeft gereageerd op de brief van de Inspecteur.

De reden die de Inspecteur hanteert om van het horen af te zien, kan voor de vraag of er sprake is van een schending van de hoorplicht van doorslaggevende betekenis zijn. Het niet horen van een belanghebbende in geval van kennelijke ongegrondheid van het bezwaar levert in beginsel geen schending van de hoorplicht op. Dit is echter anders ingeval de Inspecteur afziet van het horen omdat belanghebbende door zijn passieve houding de indruk wekt geen behoefte meer te hebben aan een hoorgesprek. Dit levert in de meeste gevallen wel een schending van de hoorplicht op.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2014
Instantie
HR
Datum instantie
5 april 2019
Rolnummer
18/03133
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:524
Auteur(s)
mr. K. Bozia
BNB Advocatuur
NLF-nummer
NLF 2019/0961
Aflevering
25 april 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2433
bwbr0002320&artikel=25&lid=1,bwbr0005537&artikel=7:2,bwbr0005537&artikel=7:2,bwbr0005537&artikel=7:3,bwbr0005537&artikel=7:3

Naar de bovenkant van de pagina